De Leiegouw. Jaargang 16
(1974)– [tijdschrift] Leiegouw, De–
[pagina 3]
| |||||||||||||
[Nummer 1]Kortrijks aardewerk in de 19de en 20ste eeuwIn de middeleeuwen al werd in Kortrijk aardewerk vervaardigd. De ovens waren wegens het brandgevaar meestal buiten de stadskom gelegen. Zo treffen we een pottenbakkerij aan buiten de Rijselpoort in 1480, 1525, 1540Ga naar voetnoot(1), buiten de Doornikpoort in 1515 en in Overbeke in de Harelbekestraat in 1538 en 1638. Deze eenvoudige bedrijven bleven voortwerken, maar dan op andere plaatsen, tot op het einde van de 19de eeuw. Zij vervaardigden gewone gebruiksvoorwerpen, bestemd voor de keuken, zonder versiering, monochroom en bedekt met loodglazuur. In 1898 kwam hierin een kentering, toen Pieter Laigneil de produktie aanvatte van het ‘Vlaams kunstaardewerk’. Dit zijn voorwerpen van gebakken aarde, bedekt met loodglazuur en eerder bestemd voor de binnenhuisversiering dan voor het dagelijks gebruik. Deze moderne produkten waren veelkleurig (geel, groen, bruin en blauw), hadden een sierlijke vorm en vertoonden meestal een afbeelding in reliëf. Als grondstof werd tot in de 19de eeuw de lokale roodbakkende Ypriaanse klei gebruikt. Later werd de aarde gehaald uit de Rijnstreek, Châtelineau en vooral Andenne, bekend voor zijn witbakkende klei. In een waterput onderging de aarde een rottingsproces gedurende 3-4 weken. Na het drogen werd de magere klei, de vette klei en het zand in een bepaalde verhouding met de voeten gemengd. Vanaf het begin van deze eeuw gebeurde dit mengen in malaxeerders. Dit mengsel werd door de walkers met de handen gekneed om de luchtbellen eruit te drijven. Hierna vormden zij een cilindervormige massa, waarvan het gewicht verschilde naar gelang van de afmetingen van het voorwerp waartoe het bestemd was. Voorwerpen met een ronde doorsnede werden gevormd op de schijf van een draaibank. Terwijl de draaier zijn handen vochtig hield, boorde hij met zijn vuist een gat in de klomp aarde en met zijn andere hand gaf hij de uitwendige vorm aan de kruik (afb. 1). Hierna werd met een touwtje de pot van onder van de schijf gesneden. In de 19de eeuw werd na wat dro- | |||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||
gen de pot opnieuw op de schijf gezet en door de opreder van binnen uitgeschaafd met een ringvormig stukje ijzer, de hoep. Met een houten ring, de slechter, werd de buitenwand geschaafd. Ten slotte werden met een plaatje van ijzer of hout ter grootte van de handpalm, de loete, biesjes gedraaid aan de randGa naar voetnoot(2). Het drijfwiel van de draaibank werd aangedreven door de leerjongen. Na de Eerste Wereldoorlog werd de schijf elektrisch aangedreven. Nu worden pastei- en bierpotten machinaal geperst en kan de vorm telkens aangepast worden. Waar de draaiers vroeger ten hoogste 60 potten per uur draaiden, perst de machine nu naar gelang van het model 400-600 voorwerpen per uur. ![]()
Afb. 1. Parmentier aan de draaibank. Société Belge de Poterie Flamande, ca. 1928.
Voor de niet ronde voorwerpen werden gipsen vormen gebruikt bij het mouleren (afb. 2). Ingewikkelde figuren werden stuk voor stuk gevormd en daarna samengebracht. Zo was de speldenwerkster uit zes onderdelen samengesteld. Oren en tuiten werden ook afzonderlijk gevormd en later op het gedraaide voorwerp aangepast. Voor de versiering werd door een leerjongen met behulp van metalen modellen en een stift de gewenste figuur ingegrift. De versiering, meestal bloemen, kon ook in hoog reliëf op het voorwerp gelegd worden (afb. 3). De voornaamste kleuren waren: het geel, de kleur van de aarde, waaraan geen kleurstoffen toegevoegd werden; het blauw, dat verkregen werd door het toevoegen van kobaltzouten; het bruin door mangaanzouten en het groen door koperzouten. Deze kleurstoffen werden gemengd met de aarde en op het voorwerp aangebracht: procédé appliqué. Een andere ma- | |||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||
nier van kleuren was het aanbrengen van de metaalzouten met een kwast, in de vorm van een waterige suspensie. Hierdoor liepen de kleuren in sierlijke lijnen naar beneden: procédé flammé of gevlamd. ![]()
Afb. 2. Het vervaardigen en afwerken van beeldjes uit gipsen vormen. Soc. Belge de Poterie Flamande. ca. 1928.
Vooraleer in de oven te komen, werden de voorwerpen boven een kuip met een suspensie loodoxide overgoten om de nodige glans te krijgen: het loden (afb. 4). De stukken werden gebakken op een temperatuur van 800-850o door middel van kolen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de ovens met stookolie verwarmd. Sedert enkele jaren gebeurt dit elektrisch. Het bakken duurde 24 uur. Het afkoelen 24 tot 48 uurGa naar voetnoot(3)Ga naar voetnoot(4). Vooraleer we het Kortrijkse aardewerk beschrijven, geven we hier een bondig overzicht van de andere centra, waar gelijkaardige produkten vervaardigd werden. In TORHOUT zette de familie Willemijns tijdens de 19de eeuwGa naar voetnoot(5) de produktie voort van het aardewerk versierd in hoog reliëf met plantenmotieven en gekleurd in geel, roodbruin en groen. Vanaf 1885 werd het pottenbakken voortgezet door August, Leo en ten slotte Amand Maes, die het bedrijf sloot in 1939. | |||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 3. Het opleggen van bloemen van gekleurde aarde door Germain Tomme. De vrouw rechts brengt met een penseel kleuren aan om een gevlamd effekt te krijgen. Soc. Belge de Pot. Fl. ca. 1928.
In TIELT, waren de Willemyns pottenbakkers van 1783 tot 1870 ‘In de Rode Poort’Ga naar voetnoot(6). In DIKSMUIDEGa naar voetnoot(7) bakte de familie Doolaeghe tegels, pannen, en gebruiksvoorwerpen van loodglazuuraardewerk van 1803 tot 1895, in een fabriek gelegen aan de Paphoek. In POPERINGE werden vanaf 1846 door Benoit Dupont tegels en onversierd keukengerei van aardewerk vervaardigd. Het bedrijf vervaardigt nu nog draineerbuizen onder het beheer van Michel Van Elst. In BRUGGE waren er tijdens de 19de eeuw als pottenbakkers: in de Langestraat Galens en in de Smedenstraat De Buysere, De Smet, Van Damme, Van Hille en Van Neste. Verder waren er nog kleinere bedrijven in Haringe, Wervik, Waasten, Ieper, Izegem, Menen en Roeselare, waar onversierde potten en soms tegels vervaardigd werden. Deze artisanale pottenbakkerijen verdwenen vóór de Eerste Wereldoorlog. Gedurende diezelfde periode kwamen nieuwe bedrijven op, die kunstaardewerk vervaardigden. Zo was er in Brugge vanaf 1893 Van Humskerke in de Smedenstraat, alsook de Poterie Artistique Flamande J. Van Iseghem aan de Steenkaai. | |||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 4. Het loden. Société Belge de Poterie Flamande. Ca. 1928.
In Oostende werd de Société anonyme de poteries flamandes opgericht. Verder waren er M. Querton in Zaventem; de gebroeders Delanier in Gent; Mathias Zens in Gent; Poot in Saint-Servais en L. Champagne in TubiseGa naar voetnoot(3). De fabrieken die onversierde bloempotten of draineerbuizen vervaardigden, worden hier niet vermeld. Een belangrijk centrum was SINT-NIKLAAS, waar van omstreeks 1907 tot 1940 kunstaardewerk vervaardigd werd door Leon Scheerders-van Kerchove in de Mercatorstraat. In deze afdeling van de firma werkten 25 arbeiders. Een belangrijk deel van de produktie was bestemd voor de uitvoer. In een catalogus van de firma staan 846 voorwerpen afgebeeld: 571 potten, 68 bloembakken, 28 kandelaars, 128 beelden enz. Hoewel het hier niet gaat om nabootsingen, vertonen deze voorwerpen een stijlverwantschap met de produkten van Laigneil. Een eigenaardigheid vormen de overschilderde beelden, genoemd ‘poterie de Waes’. | |||||||||||||
Kortrijk, begin van de 19de eeuwIn 1811 waren er in Kortrijk 3 pottenbakkerijen, waar in totaal 11 arbeiders werktenGa naar voetnoot(8)Ga naar voetnoot(9). In 1823 en in 1826 waren er 4 pottenbakkerijenGa naar voetnoot(10). Het waren kleine bedrijven, gevestigd in de Voorstraat en op Overleie. Hun produktie was van heel gewone kwaliteit. Veel meer dan hun naam | |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
en verblijfplaats is ons niet bekend. Hier volgen enkele van deze pottenbakkers: Van Heye vinden we in 1779 als pottenbakker aan de BrugsepoortGa naar voetnoot(11). In 1793 overleed Bernardus Van Heye, die een pottenbakkerij bezat aan de BissegempoortGa naar voetnoot(12). Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jacobus, overleden op 6-11-1810 in de Meensestraat.
| |||||||||||||
De RyckereRaymond De Ryckere-Van Canneyt, uit Roeselare afkomstig, vestigde zich omstreeks 1808 als pottenbakker in de BrugsestraatGa naar voetnoot(10). In juli 1830 vroeg hij een oktrooi aan voor gedeeltelijke vrijstelling van de rechten, wegens de uitvinding van een soort mortel en het bakken van steenGa naar voetnoot(16). Hetzelfde jaar zien wij hem op de tentoonstelling van de produkten van de Belgische nijverheid in Brussel, waar hij een gewone baksteen tentoonstelde, alsook twee bakstenen van as voor het drogen van graan in de brouwerijen. In 1835 stelde hij er opnieuw twee produkten ten toon: een vuurvaste baksteen en een tegel om mout te eesten. In die periode werkte hij met 80 arbeiders. Raymond overleed in augustus 1844 in de Brugsestraat. Edouard De Ryckere, zoon van Raymond, geboren in Kortrijk op 8 juni 1815, zette het bedrijf voort. Bij koninklijk besluit van 5 maart 1847 kreeg hij een brevet van 5 jaar voor het vervaardigen van aardewerk gekleurd | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
door het mengen van klei met mangaanoxide, alsook voor het vervaardigen van een speciale soort vernisGa naar voetnoot(16). Hetzelfde jaar stelde hij 33 aarden potten tentoon op de tentoonstelling van de produkten van de Belgische nijverheid in Brussel. In 1850 kreeg hij opnieuw een brevet van 10 jaar, nu voor het vervaardigen van een verbeterde filterGa naar voetnoot(16). Edouard De Ryckere overleed op 16 januari 1878 in de Pottenbakkersstraat. | |||||||||||||
Willemyns.Antonius Willemyns-Verduyn richtte in de 18de eeuw een belangrijke pottenbakkerij op in Torhout. Zijn vuurkorfjes, terrines en ander versierd aardewerk behoren tot de mooiste produkten die in Torhout vervaardigd werdenGa naar voetnoot(17). Drie van zijn kleinzoons kwamen zich vanaf 1825 in Kortrijk vestigen: Constant, Jan en Pieter.
| |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
De produkten van Willemyns behoren tot het ongeglazuurd aardewerk: schotels, bloempotten, eetbakjes voor duiven enz. Zij waren bestemd voor het lokaal gebruik. Van 1918 tot 1930 werd er ook Vlaams kunstaardewerk vervaardigd. Deze stukken werden geboetseerd door Joseph Rijsman. Tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw telde het bedrijf een tiental arbeiders. Robert Willemyns was ook groothandelaar in faïence. | |||||||||||||
De Vettere.Edouard De Vettere is geboren in Kortrijk op 26 februari 1859. In de Provinciale Wegwijzer van West-Vlaanderen wordt hij vermeld als pottenbakker in de St.-Jansstraat 46 van 1887 tot 1894. Hierna wordt hij aangetroffen in de Voorstraat en in 1896 in de Pottenbakkersstraat. Het Museum voor Oudheidkunde en Sierkunst van Kortrijk bezit van hem twee terracottabeelden, overschilderd met waterverf, die een metselaar en een wagenmaker voorstellenGa naar voetnoot(18). | |||||||||||||
Laigneil.Pieter Jozef Laigneil werd geboren in Kortrijk op 18 januari 1870, als oudste zoon van Pieter Laigneil-Delbaere, handelaar op de Grote Markt en gewezen pauselijk zoeaaf. Pieter Jozef studeerde voor burgerlijk ingenieur aan de universiteit te Leuven en trouwde in 1905 met Marie Louise Sioen. Na zijn studies richtte hij een kunsthandel op in de Berlaimontstraat in Brussel en kwam hij spoedig in kontakt met pottenbakker Maes in Torhout, waarvan hij de voornaamste afnemer werdGa naar voetnoot(5). In juni 1897 werd een kontrakt gesloten, waarbij Laigneil de nieuwe ontwerptekeningen zou bezorgen aan Leo Maes en waarbij hij voor ten minste 500 fr. produkten per maand zou afnemen. Hiervoor kreeg Laigneil de alleenverkoop van de produkten van Leo Maes. Deze overeenkomst is maar van korte duur geweest. Enkele maanden later werd zij verbroken door Leo Maes, naar aanleiding van een artikel verschenen in ZeitgeistGa naar voetnoot(19). Hierin verscheen het verslag van het bezoek van de Engelse kunstkenner Otto Brandes aan de pottenbakkerij Maes. Deze was vol lof voor het Vlaams kunstaardewerk. Laigneil werd er voorgesteld als de grote vernieuwer van deze kunst, ter- | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
wijl de figuur Leo Maes op de achtergrond bleef. Vermoedelijk had Laigneil reeds vóór deze polemiek het plan opgevat zelf een pottenbakkerij op te richten. In juli 1898 kreeg hij van het schepenkollege de toestemming om een pottenbakkerij op te richten in de Vanden PeereboomlaanGa naar voetnoot(20). In september al werd de eerste van twee nieuwe ovens aangestoken. In 1901 werd het aanpalend woonhuis gebouwd en in 1905 werden 320 m2 magazijnen gebouwd. Aanvankelijk werd één oven
per week aangestoken. Vanaf 1909 kwam men tot 2-3 ovens per week. De zaak breidde zich verder uit en er werden nog 900 m2 magazijnen en werkplaatsen bijgebouwd.
Afb. 5. Speldenwerkster. Veelkleurig. H. 29,5 cm. Laigneil, eerste kwart 20ste eeuw.
(Cliché Museum voor Oudheidkunde en Sierkunst, Kortrijk). In totaal waren er 4 grote ovens, een kleine oven voor proeven en een oven voor | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
klein vuur, bestemd voor faïence. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden de werkplaatsen door bombardementen beschadigd. Pieter Laigneil verbleef gedurende deze periode in Engeland. In de jaren twintig verminderde de aktiviteit stilaan en in september 1926 werd de laatste oven aangestoken. Einde september 1926 werden de laatste arbeiders afgedankt en in september 1929 werd de fabriek overgelaten aan Joseph Verhoye. Laigneil hield zich verder bezig met onroerende goederen, eerst in Kortrijk, daarna in het Brusselse. Hij overleed in Ukkel in 1950 en werd in Kortrijk begraven. Er werkten in de firma Laigneil tijdens de beginperiode 20 tot 35 arbeiders. De meeste vormen en versieringen werden door de firma zelf ontworpen. Hiervoor deed men een beroep op de meest vooraanstaande kunstenaars. We vermelden hier Emmanuel en Jozef ViérinGa naar voetnoot(21). Zij maakten reeds ontwerptekeningen tijdens de associatie met Leo Maes. Alfons Noseda, boetseerde er enkele jaren tijdens de beginperiode van de firma. Verder waren er Karel Delbaere, Victor Acke, Karel Noppe en Frank Lateur, die de voornaamste boetseerders waren van de beelden. Jozef De Coene, Edouard Vergote en Victor Verougstraete, kunstschilders. Henri Boucquet uit Brussel, boetseerder. Jef Willems uit Mechelen en Josué Dupon uit Antwerpen. Zo kwam het dat de firma Laigneil verschillende eretekens behaalde: op de tentoonstelling van moderne toegepaste kunst in Turijn in 1902; gouden medaille op het salon van de kunstambachten te Brussel in 1904; erediploma op de tentoonstelling van Milaan in 1906 enz.Ga naar voetnoot(22). De helft van de produkten werd uitgevoerd naar Groot-Brittannië en koloniën. Verder waren er België (Brussel, Brugge, Antwerpen, Gent, Luik, Bergen en de kust), de Verenigde Staten (New-York), Duitsland (Berlijn, Keulen, Leipzig), Nederland (Amsterdam, Den Haag, Dordrecht) en Frankrijk (Parijs, Rijsel). De catalogus van de firma vermeldt 1153 verschillende voorwerpen. Het zijn hoofdzakelijk vazen en potten in licht reliëf, versierd met plantenmotieven en abstrakte figuren, uitgevoerd in de stijl van het begin van deze eeuw. We vermelden verder: 25 bloemenbakken, 17 horlogekasten, 16 kolommen, 64 kandelaren, 4 tabakspotten, 8 paraplubakken, 2 asbakjes 2 schotels en 141 beelden, 38 ongeglazuurde beeldjes in Grieks-Romeinse stijl, 3 afbeeldingen van Kristus, kardinaal Mercier, 2 madonna's met kind, O.-L.-Vrouw van Groeninge, pater met boek, vrouwen, kinderkopjes, beelden van kinderen, oudjes, speldenwerkster, smid, zakkendrager, muzikanten, boer en boerin op klompen, visser, haan en apen. | |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 6. Adelaartegel. Groen op bruine achtergrond. 12, T × 12,5. Laigneil, eerste kwart 20ste eeuw. (Cliché Museum Oudheidkunde en Sierkunst, Kortrijk).
Het aardewerk heeft een witte scherf en is bedekt met loodglazuur. De kleuren zijn donkerbruin, geel, groen en blauw. Enkele beeldjes werden ook vervaardigd van faïence en kruiken van zandsteengoed. De firma Laigneil vervaardigde ook talrijke tegels met moderne motieven in de vorm van bloemen, een zeilboot of ter navolging van oudere modellen zoals de leeuwetegels en adelaarstegels. Zij werden meestal gebruikt voor de versiering van de wanden van een haard of muur. Als merkteken vertonen sommige produkten van de firma Laigneil het ingedrukt monogram L.P.J. in een cirkel van 1,5 cm diameter. De tegels vertonen het ingedrukt merk: P.J. Laigneil / Ingenieur / Céramiques / de / Courtrai / (Belgique). | |||||||||||||
Melaert en Cie.Jan Baptist Melaert, geboren in Kortrijk op 10 maart 1849, was herbergier en juwelier in de Meensestraat 11. Hij vervaardigde met de hulp van 5 werklieden geperste en gedraaide bloempotten van aardewerk, van omstreeks 1900 tot in 1912. De werkplaats, waar nu de garage C. Verhulst gelegen is, zag uit op de Doornstraat. | |||||||||||||
Delbaere.René Delbaere, geboren in Rollegem op 18 oktober 1884, was bekend als de beste pottendraaier in Kortrijk. Hij vestigde zich omstreeks 1912 in de werkplaats die vroeger gebruikt werd door Jan Baptist Melaert en die uitzag op de Doornstraat. Gedurende een vijftal jaren vervaardigde hij kunstaardewerk met de hulp van acht werklieden. | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 7. Alfons Noseda, 1885-1945.
| |||||||||||||
Noseda.Alfons Noseda, geboren in Kortrijk op 14 december 1885, was een afstammeling van Antonio Noseda, die als stoelenmaker en rondreizend muzikant uit Italië zich in 1703 in Roeselare vestigde. Hij was leerling van de akademie voor teken enschilderkunstGa naar voetnoot(23) en ging in de leer bij Hendrik De Block. Aanvankelijk boetseerde hij in de pas opgerichte pottenbakkerij van Laigneil. Getrouwd met Rachel Dehoudt in 1906, vestigde hij zich in de Kanonstraat 31. Op 17 augustus kreeg hij de toestemming om er een pottenbakkerij op te richtenGa naar voetnoot(24). Hij werkte er met de steun van de gebroeders Caesens. Omstreeks 1910 werden de ovens overgebracht naar de Wagenmakersstraat. Noseda verliet de associatie in 1917 en ging wonen in de Filips van de Elzaslaan. In 1919 vertrok hij naar de Meensesteenweg 11, | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
waar hij in het aanpalend atelier een oven gebruikte. In 1924 werd Noseda, dank zij zijn technische vaardigheid, benoemd tot technisch direkteur van de pas opgerichte ‘Céramiques d'Art A. Noseda et Cie’. In 1927 verliet hij de associatie en vertrok hij naar De Panne om er een winkel open te houden van Vlaamse soevenirartikels van aardewerk. In december 1928 keerde hij terug naar Kortrijk, Kapel ter Bede 67, en vervaardigde hij geglazuurde pannen als direkteur van de pannenfabriek. In september 1932 ging Noseda in de Beheerstraat 39 wonen. Hij boetseerde beelden en vervaardigde kunstaardewerk in de nabijgelegen werkplaatsen. In september 1938 richtte hij een pottenbakkerij op in de Koolkappersstraat 27 in Kuurne. Hij overleed er op 12 december 1945. Zijn werk werd voortgezet door zijn kinderen Antoon en Gertrude. Alfons Noseda was geen handelaar, hij was eerst en vooral een kunstenaar. Zijn werk vinden wij terug in sommige produkten van de firma's Laigneil, Caesens en Société Belge de Poterie Flamande.
Afb. 8. Vaas met voorstelling in reliëf van een staakmolen en de maan. Veelkleurig. H. 45,5 cm. Alfons Noseda, ca. 1940.
De eigen kreaties uit de periode Beheerstraat en Koolkappersstraat komen voor in een kataloog waarin 493 voorwerpen afgebeeld staan: 156 potten, 14 kandelaars, | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
29 tabakspotten, 71 bloempotten, 16 asbakjes, 7 kolommen, 10 paraplubakken, 10 borden met spreekwoorden, 2 pijpenrekken, 172 beelden enz. Door vergelijking met de kataloog van de firma Laigneil zien wij dat er min kandelaars voorkomen, dat de horlogekasten ontbreken; asbakjes en tabakspotten zijn talrijker vertegenwoordigd. Ook de stijl is geëvolueerd. De vormen zijn eenvoudiger, de versiering is meestal ingegrift. De beelden zijn uitgevoerd in rode terracotta of zijn bedekt met een glazuurlaag. Het zijn uitsluitend volksmensen die afgebeeld worden. Wegens de grote vraag vanwege het kusttoerisme werden er veel afbeeldingen van boten en vissers vervaardigd. De beeldjes dragen meestal op het voetstuk een opschrift met de naam in reliëf: Jonas, Toon, Barbara, Versche haring, strandtypen, Piet de garnaalvisser, de welvaart. Er zijn ook wandplaten met de vermelding Oostende, Knokke Zee enz. Soms stelt het beeld een heel tafereel voor en luidt het opschrift: terugkomst der visschers, droomerijen, schaapherder in Vlaanderen, zeebonken e.a. ![]()
Afb. 9. Speldenwerksters. Veelkleurig. Links H. 19cm, firma Noceram, 1967.
Rechts H. 20 cm, firma Caesens, ca. 1930. (Cliché Museum O.S., Kortrijk). Benevens zijn werk op het gebied van het kunstaardewerk, was Alfons Noseda bekend als beeldhouwer. Zo boetseerde hij de nu verdwenen kruisweg in de kerk van Koolskamp; de kruisweg in de kerk van Dottenijs; de plaat ter herdenking van de weggevoerden tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de gevel van het Atheneum in de Jan Bethunelaan en die verwijderd werd tijdens de Tweede Wereldoorlog; het beeld van het H. Hart naast de kerk in Ingelmunster en aan het kruispunt van de Gentsesteenweg in St.-Eloois-Vijve; het oorlogsmonument 14-18 in Beveren-Roeselare, Vlamertinge en andere plaatsen. | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
Gertrude Noseda, geboren in Kortrijk op 11 januari 1908 en gehuwd met Gilbert Verbeke (1908-1962), vervaardigde kunstaardewerk in de Koolkappersstraat 27 vanaf 1947. Sedert 1955 werd de firma Noceram genoemd. Benevens de vormen afkomstig van de Société Belge de Poterie Flamande ontwierp Gilbert Verbeke zijn eigen produkten: godsdienstige en profane beelden voor binnenhuis, tuin en gevelversiering, siertegels voor schoorstenen, borden met spreekwoorden (Kortrijk 1902-1952, Brugge Halletoren), plaketten met wapenschild van Kortrijk en keramische reklameartikelen (asbakjes en bierpotten). Het ingegrift merk ‘Noseda Kuurne’ werd gebruikt, alsook een etiketje met de vermelding ‘Ceramica rustica’. Op 20 december 1969 werd de firma overgenomen door Antoon Noseda. Antoon Michel Noseda, geboren in 1910, zet in de Koolkappersstraat 23, het bedrijf van zijn vader voort. Bijgestaan door zijn zoon John, geboren in 1935, vervaardigt hij vooral pasteipotten, bierpotten, asbakjes, sierborden en andere keramische reklameartikelen. De firma telt op het ogenblik 9 arbeiders en kan tot 5.000 pasteipotten van loodglazuuraardewerk per week vervaardigen. Sommige produkten uit de beginperiode vertonen het ingegrift merk ‘Ant. Noseda’. Nu wordt een stempel gebruikt voor de ingedrukte letters in een cirkel geschikt: ‘Noseda Kuurne’. | |||||||||||||
Caesens Frères.De textielfabrikanten Hector Caesens (Kortrijk 1883-1957) en Constant Evarist Caesens (Kortrijk 1873-1957) richtten in 1908 een pottenbakkerij op in de Kanonstraat 31 in samenwerking met Alfons Noseda. De kantoren waren gelegen in de Nieuwstraat 31, waar Evarist Caesens woonde. De werkplaatsen werden ca. 1910 naar de Wagenmakersstraat overgebracht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het werk stilgelegd. In 1917 verliet Noseda de associatie. Het boetseren werd toen uitgevoerd door Constant Desmet-Moreel. Constant werd geboren in Kortrijk in 1876 en was aanvankelijk houtsnijder. Hij is bekend als de beste boetseerder van Kortrijks kunstaardewerk. Aanvankelijk kende de firma ‘Caesens Frères’ een grote bloei. Er waren drie grote ovens en een moffeloven voor faïence, die weinig gebruikt werd. Tot aan de krisisjaren waren er 70 arbeiders tewerkgesteld. Na 1932 ver- | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
minderde de produktie, o.a. door de konkurrentie van TsjechoslovakijeGa naar voetnoot(25). De fabriek werd gesloten op 10 mei 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. ![]()
Afb. 10. Pijpenrek, met voorstelling van de zeven hoofdzonden. Veelkleurig. Breedte 38 cm. Firma Caesens, ca. 1925.
(Cliché Museum O.S., Kortrijk. In de kataloog van de firma staan 1113 voorwerpen afgebeeld: 103 kruiken, 120 potten en 409 vazen versierd met planten, dieren en mensen, in een modernere stijl dan die van Laigneil, 12 tabakspotten, 5 pijpenrekken o.a. met voorstelling van de zeven hoofdzonden, 15 horlogekasten, 10 spaarpotjes, 34 asbakjes, 4 borden, 6 wijwaterbakjes, 24 plaketten met een opschrift: edele vrouw-edel man, Antoon van Dyck, little house-big heart, vrede-welvaart, zeldzaam is aangenaam. Merkwaardig zijn 104 beeldjes, die tot de mooiste gerekend mogen worden van het Kortrijkse kunstaardewerk. De heldere, gele grondkleur die erin voorkomt, is kenmerkend voor de firma Caesens. Meestal worden volkse typen voorgesteld: oude vrouwtjes met kapmantel, bedelaars, muzikanten, boertjes, melkboerin, speldenwerkster, kantwerkster. Soms dragen de beeldjes een opschrift op het voetstuk: komere, dronklutte, de vier jaargetijden, na het souper. Het merkwaardigste geheel wordt gevormd door drie groepen van samen 24 personen, die de bruiloftstoet uitmaken. Ten slotte vermelden wij het beeld van Leopold II, dat voorkomt in het museum van Verviers. Beelden met godsdienstig karakter ontbreken. | |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 11. Deel van de bruiloftstoet, zoals hij voor de Eerste Wereldoorlog van het ene café naar het andere trok. Links: uitgevoerd door de Firma Caesens, ca. 1920. Rechts: Soc. Belge de Poterie Flamande, ca. 1925.
| |||||||||||||
Société Belge de Poterie Flamande.Op 22 juli 1924 werd een naamloze vennootschap gesticht door Alfons Noseda; Alfred Bevernage, fabrikant; Emile Deblauwe, fabrikant; Richard Snoeck, beheerder van goederen; Jules Lannoo, aannemer; Achilles Looghe, boekhouder en Karel Debels, architektGa naar voetnoot(26). De vennootschap ‘Céramiques d'Art A. Noseda et Cie’ stelde een kapitaal van 600.000 fr. ter beschikking, met als doel kunstaardewerk te vervaardigen. Alfons Noseda bracht zijn kennis bij alsook het materiaal en de grondstoffen uit zijn atelier in de Doornstraat. Hiervoor kreeg hij 300 aandelen. A. Bevernage kreeg 100 aandelen voor de 20 a. grond gelegen in de Zoutboerewegel, nu Theodoor Sevenslaan, waarop de fabriek gebouwd zou worden. Op de 800 overblijvende aandelen werd door de andere leden van de vennootschap ingeschreven. De gebouwen besloegen een oppervlakte van 2.000 m2 en stonden in de Theodoor Sevenslaan 106, waar nu de firma C.O.B.A.R. ligt. Er waren 4 ovens en 30-35 werklieden. De boetseerder was Cyriel Vander Beken. | |||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||
![]()
Afb. 12. Borstbeeld van meisje. Veelkleurig. H. 31 cm. Soc. Belge de Poterie Flamande, ca. 1925. (Foto A. Pauwels, cliché Museum O.S., Kortrijk).
Aanvankelijk werkte de firma met verlies en in 1927 moest een lening aangegaan worden van 800.000 fr. Later verbeterde de toestand dank zij de uitvoer naar Engeland, dat 60% van de produktie afnam. Op 30 augustus 1927 nam A. Noseda ontslag uit de vennootschap en werd de naam ‘Céramiques d'Art A. Noseda et Cie.’ veranderd in ‘Société Belge de Poterie FlamandeGa naar voetnoot(27). Vanaf september 1928 kwam Jozef De Spiegeleir er wonen als direkteur van de firma. Het lag in de bedoeling van de vennootschap om Vlaams aardewerk op industriële schaal te vervaardigen. De vraag was nochtans niet groot genoeg om deze hoeveelheid op te nemen. Deze overproduktie kwam nog meer tot uiting toen in 1931 de uitvoer naar Engeland stopgezet werd wegens een voorkeurtarief in Engeland voor de produkten uit Oost-Europa. Daarbij waren nog de moeilijkheden op de Belgische markt tijdens de krisisjaren, zodat in 1931 beslist werd de produktie stop te zetten. De voorraad werd in | |||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||
de daarop volgende jaren uitverkocht. De onafgewerkte produkten werden door Michel Sandra verder verwerkt. De gebouwen werden verkocht in 1937 en de vennootschap gelikwideerd in 1938. In de kataloog van de firma staan 949 voorwerpen afgebeeld. Ze kunnen als volgt ingedeeld worden: 385 vazen, kruiken en potten, die een zekere stijlverwantschap vertonen met de voorwerpen van de firma Caesens. Nochtans komen de opgelegde versieringen in de vorm van plantenmotieven, molens, dierlijke en menselijke figuren hier meer voor. Verder 79 bloemenbakken, horlogekasten, 33 asbakjes, 17 tabakspotten, 10 paraplubakken, 7 wijwaterbakjes, koppen, melkpotten, pinten, pijpenrekken enz. 195 beelden, waarvan de volkse typen dikwijls bijna gelijkvormig zijn met die van de firma Caesens: spinster, speldenwerkster en de bruiloftstoet in drie delen, gevormd door 23 personen. Andere onderwerpen komen ook voor: borstbeelden van meisjes, bootjes, molens, beeld van het Hl. Hart, Dante en vaderlandslievende onderwerpen met als opschrift: pour le Roi et le drapeau en Albert Roi des Belges. Deze beeldjes zijn uitgevoerd in loodglazuuraardewerk of zijn uitzonderlijk bedekt met een laagje tinglazuur, zoals Dante en sommige asbakjes. ![]()
Afb. 13. Bierpotten. Links met het wapen van Kuurne, bruin glazuur, H. 12 cm., Antoon Noseda, ca. 1965.
Rechts met O.-L.-Vrouw van Orval, veelkleurig, hoogte 10 cm., Michel Sandra, tweede kwart 20ste eeuw. (Cliché Museum O.S., Kortrijk). We vermelden tenslotte de 34 verschillende borden met afbeelding van een Vlaams spreekwoord. De eerste acht borden uit deze reeks werden uit- | |||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||
gevoerd in twee varianten: Geld doet geweld. Smooren meldt bier. De morgenstond heeft goud in den mond. Eigen haard goud waard. Oost West 't huis best. Zooals 't klokje 't huis tikt, tikt het nergens. Vier beenen onder tafel is nog geen huishouden. Rust roest. Een klok een klank. Na regen zonneschijn. 't Leven is een rook. Tijd is geld. De pijp is een medecijn. Die baas is heeft veel te zeggen. Liefde heelt alles. Woorden wekken voorbeelden trekken. De kele kost vele. In Maart rozen. Ieder huisje heeft zijn kruisje. Vlaanderen den leeuw. Vliegt de blauwvoet storm op zee. Zoo de ouden piepen zoo piepen de jongen. Wat baten kaars en bril als den uil niet zien en wil. Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht. De tijd vliegt snel gebruikt hem wel. Ieder veugelke zingt zijn voizeke. Met een glas proeft een tonne. | |||||||||||||
Michel Sandra.Michel Leopold Sandra is geboren in Kortrijk op 2 juni 1895. Vanaf de leeftijd van 13 tot 19 jaar werkte hij als versierder bij Laigneil. Van 1919 tot 1920 oefende hij het beroep uit van schilder. Van 1922 tot 1931 was hij draaier en boetseerder, beurtelings bij Willemyns en Noseda. Hierna werkte hij zelfstandig, drie jaar in de Brugsestraat 40 en 5 jaar in de Proosdijstraat 10. In 1942 nam Sandra de fabriek over van Caesens en bakte hij er tot in 1952. Michel Sandra heeft nooit een groot bedrijf opgericht. Gewoonlijk werkte hij met de hulp van zijn drie broers. Hij kon tot 60 pinten per uur draaien. Michel vervaardigde vooral kunstaardewerk: spinsters, speldenwerksters, borden met spreuken, leeuwetegels en bierpotten. Gedurende acht jaar vervaardigde hij souvenirartikels voor de abdij van Orval: bierpotten met vooraan een medaillon waarop O.-L.-Vrouw met kindje Jezus en het opschrift N. Dame d'Orval. | |||||||||||||
Paul De Knock.Paul De Knock is geboren in Oostkamp op 3 januari 1920. Hij studeerde vier jaar an het Hoger Instituut voor Schilder- en Beeldhouwkunst in Antwerpen. In 1953 trouwde hij met Denise Vandenbroucke. In 1950 vestigde hij zich in de Handboogstraat 14 in Kuurne, als beeldhouwer in hout, steen en terracotta. Na drie jaar verliet hij de beeldhouwkunst en legde hij zich uitsluitend toe op het vervaardigen van siertegels en keramische muurversieringen. De Knock bakt ongeveer 30.000 tegels per jaar: Tegels bedekt | |||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||
met tinglazuur en versierd in de stijl van de Delftse tegels in wit-blauw of veelkleurig.
Afb. 14. Tegels. Paul De Knock, ca. 1970
Meerman met zwaard. Blauw op witte achtergrond, 13 × 13 cm. Fluitspeler. Veelkleurig. 12,5 cm. Landman met vork. Veelkleurig. De rand van de tekening is in reliëf. 12,5 cm. Maagd, teken van de dierenriem. In reliëf. Zwart op chroomrode achtergrond. 11,4 cm. Tegel gemaakt ter gelegenheid van een gouden jubileum. Veelkleurig. 12,7 cm. Paard. In reliëf. Bruin, groen en rood. 10 cm. Ruiter. In reliëf. Zwart metaal glazuur. 10,2 cm. Vrouw met bloem. In reliëf. Verguld op zwarte achtergrond. 10 cm. Albrecht. In reliëf. Rode terra-cotta. 10,2 cm. Belangrijk zijn ook zijn eigen kreaties: de tekens van de dierenriem, verguld en in reliëf op zwarte achtergrond, tegels versierd met chroomrood, zwarte reliëftegels, ongeglazuurde tegels in roodbakkende klei en tenslotte veelkleurige tegels, bedekt met tinglazuur. De tegels van De Knock vertonen geen merkteken.
E. Van Hoonacker. |
|