De Leiegouw. Jaargang 2
(1960)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
VerslagenVergadering van 9 januari 1960:De voorzitter, Z.E.H. J. De Cuyper geeft een uiteenzetting over de ligging en de omgeving van het oud kasteel van Kortrijk: ‘Algemeen wordt aanvaard dat het oud kasteel dateert uit de tijd van de Noormannen. Het domein van het kasteel werd begrensd door de Leie, de Nedervijver, de huidige Kapittelstraat en een gracht die evenwijdig met de Leiestraat, achter de huizen die op de oostkant staan, naar de Leie liep. Op dit domein stond een meestentoren (fra. donjon), het woonhuis en een hoeve. Tot die hoeve behoorde een boomgaard, waarin bij de aanvang van de 13de eeuw de kapittelkerk van Onze-Lieve-Vrouw gebouwd werd. De Speitoren - de huidige zuidelijke Broeltoren, die toen echter nog alleen stond vermits de Ingelburgtoren pas in 1411 zou worden gebouwd - was vermoedelijk de meestentoren van het kasteel. Bij het verdrag van Athis-sur-Orge (1305) moest de stad worden ontmanteld, alleen de Speitoren bleef staan, vermoedelijk omdat hij tot het kasteel behoorde en dus niet rechtstreeks deel uitmaakte van de versterkingen van de stad. Uit menig dokument blijkt dat het woonhuis zelf op zekere afstand van de toren stond. De grond rond de toren, een deel van de Leieoever en de oever van de Nedervijver behoorden aan het kapittel. De Vrouw van Kortrijk, gravin Beatrijs, die het kasteel bewoonde, moest aan het kapittel een belasting betalen voor de weg die van haar “curia” naar de kerk leidde (einde 13de eeuw). In 1301 dienden de kapittelheren klacht in bij de koning Filips de Schone, omdat door de werken aan het kasteel schade berokkend werd aan hun eigendommen. Vooral de akte van 3 maart 1359 bewijst klaar dat het woninggebouw op een zekere afstand van de toren stond. Deze akte is een overeenkomst, gesloten tussen het stadsbestuur en het kapittel in verband met de wederopbouw van de stadsmuren. Bij de aanvang van de 15de eeuw werd gans het domein van het kasteel aan het kapittel afgestaan, in ruil voor een oude schuld van de graaf tegenover het kapittel. Dit domein werd afgestaan, op voorwaarde dat het kapittel de puinen van het kasteel (wellicht het woninggebouw) zou opruimen en er dwars doorheen een straat zou aanleggen - de huidige Lievevrouwestraat - die van de Gruzenbergpoort naar de Markt zou leiden. De 13de-eeuwse resten van een gebouw onlangs in de Conventstraat ontdekt (op de plaats waar die straat een rug vertoont), zijn vermoedelijk fundaties van het voormalig grafelijk woonhuis’. Deze interessante studie verschijnt in één van de volgende afleveringen. De tweede spreker, Drs. F. Debrabandere, behandelde enkele aspekten van de naamvorming en naamgeving bij de Kortrijkse persoonsnamen van omstreeks 1400. Hij behandelde vooreerst de vorming van de meisjesnamen; vrouwen kregen nl. de naam van vader of echtgenoot in de genitiefvorm, zo was Maeykin Sabbe de dochter van Jan Abbe en zijn Spotters, Slangen en Sweerts genitiefvormen van De Potter, De Lange en De Weert. Dergelijke naamvorming bestaat nu nog in de Westhoek van West-Vlaanderen, waar men van Marie De Grootes of Anna vanden Berges spreekt. Ook bij de voornamen kon men door aanhechting van typisch vrouwelijke suffixen meisjesnamen vormen bij jongensnamen, b.v. Joosinne bij Joos. Dit was een zeer welkom middel om de kontinuïteit van dezelfde voornamen in de familie te waarborgen. Tot slot werd de keuze van de voornamen behandeld. Spreker wees erop dat | |
[pagina 148]
| |
de invloed van lokale heiligen bleek uit het voorkomen van de namen Amand en Elooi, terwijl de invloed van de ridderromans zich laat gelden in de talrijke literatuurnamen. De naam Maria was zoals elders in West-Vlaanderen de meest voorkomende meisjesnaam, waarmee wij bij de Franse naamgevingsmode aansluiten, in tegenstelling met Duitsland en Holland, waar de naam Maria zeer laat populair werd. | |
Vergadering van 12 maart 1960:De eerste spreker, de hr. M. Verhaest uit Lendelede, houdt een lezing over Lendelede en zijn plaatsnamen. Spreker wil aantonen hoe ook de landelijke gemeenten uit de ‘Leiegouw’, schatten bergen aan historische en toponymische gegevens. Na de aandacht gevestigd te hebben op enkele vondsten uit het steentijdperk, behandelt hij de etymologie van Lendelede. Hij vat lende op als linde (vgl. dial, klemmen - klimmen, krempen = krimpen, splenter splinter) en lede als hoogte, heuvel; Lendelede is dus een lindenheuvel. Vervolgens beschrijft hij een wandeling doorheen de gemeente, telkens de merkwaardigste toponiemen behandelend. Zo behandelt hij o.m. de belangrijke straat die uit Kortrijk komt en zich bij Heule -Watermolen in verscheidene wegen vertakt, zoals de Brugse Heerweg, de Kortrijkstraat, en de Beiaardstraat. Andere toponiemen zijn de Manpadstraat, de Woestijnestraat, de Stevenistenweg, de Sint-Antoniusweg, de Langemunte, het Hoog- einde, de Stinkputten, de Kwade straat, de Kapellestraat, 's Graventafelweg, Steuren-Ambacht, de Rattepaal, de Bouwelaar, de Processiestraat, de Rozenstraat, de Hoge Doorn, Lampernisse, de Hazebeek, de Karbonkelhoek, de Scherminkelhoek, de Ravenesthoek, de Maagdenhuizen, het Begijnhof, de Magermerrie. Namen van heerlijkheden zijn: Wulfswinkel, Doopsels en Cransvivere, het Emelgemse, het Hemelrykx, Hogenhuize, Tempelbare, Sellinge. Ten slotte spreekt hij over de namen van nu verdwenen bossen, van bunders en kouters, donken, moerassen, laren, bilken, beken, putten, molens, kruisen en kapellen. ‘Onze bedoeling was’, zo besluit spreker, ‘de aandacht te vestigen op een vergeten dorp uit de “Leiegouw”, één van de vele dorpen zonder geschiedenis’. De hr. Dom. Cracco uit Roeselare, herdenkt de figuur van priester Domien Cracco, die te Roeselare geboren in 1790, een eeuw geleden nl. op 5 maart 1860 te Gent overleed. Hij was van 1844 tot 1852 poësisleraar aan het Sint-Amandskollege van KortrijkGa naar voetnoot(1). | |
Vergadering van 9 april 1960:Drs. F. Debrabandere behandelt de oudst bekende Kortrijkse plaatsnamen (13de en 14de eeuw), nl. de namen van huizen, officiële gebouwen, straten, stadsgrachten, torens, stadspoorten, bidplaatsen en hospitalen. De hr. Dom. Cracco zet zijn lezing over het leven en werk van E.H.D. Cracco voortGa naar voetnoot(1). |
|