De Leiegouw. Jaargang 2
(1960)– [tijdschrift] Leiegouw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
MededelingenBrief van Pater Donche aan J. Goethals-VercruysseGa naar voetnoot(1):Pater Donche was als pater van het Geloof door zijn oversten, als ‘praefectus atrii’Ga naar voetnoot(2) naar BelleyGa naar voetnoot(3) gestuurd. In Belley vernam pater Donche dat te Roeselare een nieuw pensionaat zou worden opgericht. Bezorgd om het sukses van de nieuwe stichting, verzocht hij J. Goethals om zijn steun. Hij vroeg hem zijn invloed aan te wenden bij Van Heurne uit Brugge, om de zaak financieel en moreel te steunen. In de brief zinspeelt hij op een laatste gesprek met zijn ‘cousin Van Dale’, stiefgrootvader van J. GoethalsGa naar voetnoot(4)Ga naar voetnoot(5). Ook zijn groot godsvertrouwen komt duidelijk tot uiting. Mr. Le Blanc wordt aanbevolen om voor hem ‘un bon cousin germain flamand’ te zijn... Ook de parochiale geestelijkheid laat hij groeten. Een jaar later was hij reeds te Kortrijk terugGa naar voetnoot(6). Hij hoopte dat zijn brief, in verband met het overlijden van Xavier VercruysseGa naar voetnoot(7) aangekomen was. De hieronder overgedrukte brief staat volledig in verband met de oprichting van het Klein Seminarie te Roeselare.
J.M.B.
Mon très cher Cousin Vous êtes certainement instruit par Mr. Caijtan que l'on va faire incessamment un pensionnat à roulers (rousselaere) sous la protection de Mgr. | |
[pagina 142]
| |
votre Eveque; vous n'ignorez pas quelle influence auront mes amis dans cette entreprise, qui selon la marche ordinaire de la Providence devra être secondée par ceux qui ont du zèle pour la plus grande gloire de Dieu, et le rétablissement de la religion et sa morale. je connois trop vos sentimens sur ces objets pour pouvoir me dispenser de recommander cette affaire à votre charité, j'ose me flatter que vous voudrez en parler favorablement a Mr. et Mad. Van heurne et à d'autres personnes dont les sentimens vous sont connus; je vous prie cependant d'ij mettre votre prudence, car vous savez les principes à la mode, et l'indiscrétion de plusieurs, malgré leur bonne intention, feroit avorter bien de bonnes choses. En écrivant celle-ci, je me rappelle de la derniere conservation que j'ai eue avec vous ou moment de mon depart de chez le cousin van Dale, la petite anecdote équivoque de crucifixus etiam pro nobis, et je ne peux m'enpêcher de rire de l'application qu'en fit feu mon cousin Xavier: ne croijez pas qu'en vous recommandant l'affaire susmentionnée, j'aie en vue de réaliser la plaisanterie, et même ce que la haine des philosophes et leurs dupes ont inventé contre ces hommes respectables, dont nous n'osons pas nous attribuer le nom n'en aijant pas les vertus, qouique nous en suivons les regies etra cher cousin vous apprécier les principes qui nous font agir, et concevez assez que nous avons commencé toutes nos entreprises par le plus entier denuement de moijens temporels, mettant notre espoir en celui qui fait vivre et nourrir les passereaux; en jouissant avec reconnoissance des dons de la providence, nous avons eu toujours en horreur l'ambition et ses intrigues, et nous prions Dieu qu'il nous préserve des abus qui peutêtre s'etoient glissés dans quelques corporations d'ailleurs respectables, édifiantes et très utiles à la religion. Mr. Leblanc d'Amiens sera dans votre paijs peu après Paques pour arranger les affaires de Roulers, peutêtre passera-t-il par Courtraij; je lui ai donné votre adresse dans la confiance que vous voudrez bien lui donner l hospitalité, que vous exercez avec tant de charité envers tant d'autres: je vous assure qu'il est ennemi de la gêne et ne vous en causera sous aucun rapport. Si vous avez quelques conversation avec lui, il ne la rendra pas sterile, en peu de mots il vous dira ce que vous desirez de savoir de lui. peut être pourriez vous lui être utile par des renseignements sur differents objets; enfin veuillez lui être un bon cousin germain flamand. Je vous prie de presenter mes respects à ma chere cousine votre Epouse, à ma chere tante sa mere, aux autres de la famille, ainsi qu'aux P.P. Van den broucke et confreres et Mrs. les curés de votre ville surtout Mr. Van maldeghem. | |
[pagina 143]
| |
faites moi participant de vos prières et SS. communions, et accordez moi la grace de me croire Mon très cher cousin Votre très humble et devoué serviteur L. Donche Belleij 18 mars 1806 P. S. je viens d'entendre que le R.P. abbé de la trappe de fribourg est appelé à Paris par l'Empereur. tout augure quelque bon effet de ce voijage. omnia jam fiant fieri quae possenegabam. Soli Deo honor et gloria. j'espère que la cousine felecité a reçu ma lettre au sujet de la mort de cousin son mari. | |
Een Kortrijkzaan goeverneur van één van de Kanarische Eilanden:Zijn verspaanste naam is Guillén de Febres, die van zijn vader Jacome de Febres, die van zijn moeder Jacobina de Febres. Volgens de Kortrijkse akten heten de ouders Jacop of Jacques de fevere of le febure aan de ene zijde en Jacquemine paridaens aan de andere. Het huwelijk van Jacop, die via zijn vader Jan en zijn grootvader Nicasis of Nycasin uit ‘Herseele’, thans Herseaux, stamde, met Jacquemine, dochter van Passchier, zoon van Gillis, die tot een sedert lang te Kortrijk gevestigde familie behoorde, werd waarschijnlijk tussen 1515 en 1520 gesloten (wij nemen liefst 1517 of 1518 aan). Over Jakob en over zijn broers en de afstammelingen van deze laatsten is er heel veel te vernemen, over zijn eigen kinderen betrekkelijk weinig. Een akte van de 16-4-1541 vermeldt een schuld door Robbeert noncle fs oliviers (x paridaen?) tegenover jaene en ghilain de fevere fa en fus Jacques aangegaan. De vader van deze kinderen (de jongsten nog in leven) staat borg voor de schuldenaar. Onder de kinderen van Jakob wordt Jaene geleidelijk hoofdfiguur te Kortrijk, terwijl haar broers er bijna geen sporen achterlaten. Vermoedelijk rond 1530 geboren, huwt zij rond 1550 (misschien zelfs vóór 1547, daar het huwelijk in de ‘Cauwe’ 1547/53 niet aangekondigd wordt) met Gheeraert willecomme (fs Gheeraert). Jakob betrekt een huis aan de westzijde van de Doornikstraat, verkoopt op 3-10-1572 een deel van zijn erf aan de stad met het oog op de bouw van de Nieuwe Hallen en int daarvoor een jaarlijkse rente van 72 lb. par. (het kapitaal bedraagt 16 pond groot). In 1583 (amper drie jaar na de reduktie | |
[pagina 144]
| |
van de stad op 6-3-1680) wordt hij tweede weesheer (zijn kollega's heten: Joncheer Jan de beer heere van Grammene etc., Jan bostyn en Wouter van den berghe). Zo prijkt zijn wapen in de registers: op gouden veld schuin geplaatst zwaard aan weerszijden begeleid door een adelaar met uitgespreide vlerken (zwart). Jakob wordt op 19-6-1583 door de stad naar de ‘abdie van Lodts’ (Leuze?) gestuurd ‘omme de urgente affairen deser stede’ en krijgt voor de reis 18 lb. par. Op het einde van 1586 of in 1587 overleed Jacques, daar zijn vrouw, ten onrechte de We Jacob Willecomme dict de febure geheten, de voornoemde rente ontvangt, ook nog in 1589. Waarschijnlijk is het Jacobs overlijden dat aanleiding gaf tot de reis van Guillén de Febres naar Kortrijk in 1587. Volgens zijn testament, waarop wij hier onrechtstreeks steunen beoogde de ‘gobernador’ losgeworden familiebanden weer aan te knopen. ‘En el testamento de Guillén se dice que el viaje a Courtrai en 1587 en compañhía de su hijo Juan lo hizo para que el muchacho pudiera conocer a sus tíos que quedaban vivos. Luego parece deducirse que de esos hijos de Jácome alguno o algunos ya habrían muerto en 1587.’ Vertaald: ‘In het testament van Guillén wordt er gezegd, dat hij de reis naar Kortrijk in gezelschap van zijn zoon Juan (Jan) ten jare 1587 ondernam opdat de jongen zijn ooms (en tantes) die nog leefden zou kennen. Dus blijkt het dat hieruit moet afgeleid worden dat onder die zoons en dochters van Jácome er in 1587 wel één of meer zouden gestorven zijn’. De Spaanse bron verstrekt de namen van de ooms en tantes; de Kortrijkse bronnen laten toe er een geboortedatum bij benadering aan toe te voegen: Juan (o1518?), Dionisio (o1520?), José (o1522?), Diego I (o1523?), Pedro (o1525?), Diego II (o1527?) en Juana (o1528/30?). Een andere tante, Maria, denkelijk na Juana geboren, zou vroeg overleden zijn. Leven die mensen werkelijk nog in 1587 (de oudste ware ongeveer 70 jaar oud, de jongste bijna 60)? Zo ja, wonen ze te Kortrijk? Zijn ze terug te vinden? Er is geen enkel bekend stuk alhier dat al de kinderen van Jakob en Jacquemine of Jacoba vermeldt. Dionisio ware Dionisius de febure, de 23-6-1531 aanvaard als zanger in de O.-L.-Vrouwekapittelkerk en toen waarschijnlijk ongeveer 10 jaar oud (dus o ca. 1521); eerst in 1540 trad hij in dienst van Petrus Barbirius, deken van de katedraal te Doornik, maar te Rijsel verblijvend. Juana is blijkbaar Jaene en kan ca. 1528/30 geboren zijn. Maria, haar jongere zuster, overleed vermoedelijk in of vóór 1541 en evenals gillain of Guillén, die de jongste van het gezin was, zal ze wel tussen 1532 en 1535 geboren zijn. Buitengewoon zonderling, door het tot nog toe onverklaarbaar gebleven wegvallen van hele takken, is de goederenverdeling van 1607, na het over- | |
[pagina 145]
| |
lijden van Jaene, de weduwe van Gheeraert Willecomme. De afstammelingen van de te Herzeeuw gebleven le feveres worden er ten dele bij betrokken, even goed als een paar groepen nakomelingen van Passchier paridaen of perrydaen, maar de broers van Guillén, in diens testament vermeld, komen niet in aanmerking. Hoe het ook zij - toevallige vondsten kunnen nieuw licht op de aangelegenheid werpen - hier staan wij voor een aanzienlijke familie, die schijnbaar in meer dan in één van haar leden Spaansgezind is: de vader wordt weesheer na de verdrijving van de hervormden, de zoon wordt - wie weet na welke avonturen - goeverneur van het ‘Isle del Hierro’ (d.i. het IJzereiland), één van de Kanarische eilanden. J.S. |
|