Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 216]
| |
2.Hoe boven alle schoonheid schoon
Ziet mijne ziel uw luister schijnen!
In uwen love zwicht de toon
Van menschenstem en Serafijnen.
| |
3.Gegroet, gij zon, en zilvren maan,
Gesternte, blinkend als robijnen!
Maar die Daarboven binnengaan
Wat zonnen zien z' u overschijnen!
| |
4.Schoon Vaderland! schoon Vaderland
Wat glorielicht omgeeft den troone
Van God, mijn Heer, aan alle kant;
O zalig die u eens bewone!
| |
5.Van louter goud is muur en trans;
Bestrooid met paarlen zijn uw paden;
En blinkend van een zachten glans,
De zielen, die door 't lichtruim waden.
| |
6.Hoe heerlijk blinkt de diamant,
Hoe zoet de blaauwende saffieren
Op 't wit gebloemte, dat de hand
Van de Englen strooit en om doet zwieren.
| |
[pagina 217]
| |
7.Uit licht en rozenwolkengloed
Zijn welfbekleedsel en tapijten;
Dáar knaagt geen kruipend wormgebroed;
Dáar kan geen tijd de schoonheid slijten.
| |
8.O Sion schoon! mijn eenigst lief!
Gij stoort, gij rooft mij geest en zinnen;
Maar zelfs uw roof strekt mij gerief:
Nu kan ik u-alléen beminnen.
| |
9.Mijn ziele roept: o Heer, wanneer,
Wanneer toch zal 'k van de aarde scheiden!
Ik min U, God - Gij weet hoe teêr;....
Al wil het vleesch mij neêrwaarts leiden.
| |
10.Ik leef nog in het tranendal:
De Hooge Thabor is Daarboven.
Heer! wat m' ook hier weêrvaren zal,
Laat eens mij U met de Englen loven.
|
|