Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij2.- ‘Kom meê! kom meê!’ zoo klonk het luid,
En klonk het rond en om:
‘Kom meê - ons onheil nam een keer:
‘Kom meê - ons scheidt geen banvloek meer
‘Van 's Heeren heiligdom!
| |
3.‘Wij mogen weêr te zamen zijn,
Te zamen in Gods huis!
Weêr met de zoete Heilgen zijn,
Gedachtig aan ons' Heeren pijn,
Gebogen voor zijn kruis.’ -
| |
[pagina 206]
| |
4.En Ouden, stromplende op de kruk, -
En Jongen, vlug ter been, -
En Moeders met hun telgjens teêr, -
Der Maagden bloem, der Knapen eer:
Zij stroomden kerkwaart heen.
| |
5.De Ridder in zijn pronkgewaad,
Zijn Knapen om zijn schreên, -
De Burchtvrouw in heur feestkleedij, -
De Jonkvrouwe in fluweel en zij:
Ze stroomden kerkwaart heen.
| |
6.Maar toog de dorper uit zijn kluis
En de adel uit zijn slot -
Op Oisterwijc was éen klozet,
Daar steeg geen heilgend dankgebed
Uit vol gemoed tot God.
| |
7.Daar zat de Jonker eenzaam neêr,
Met knagend rouwgebaar;
Zijn ingevallen kaak stond doodsch;
Zijn oog was wild - en tranenloos,
En de adem ging hem zwaar.
| |
[pagina 207]
| |
8.Toen trad zijn droeve moeder in,
Gekleed in diepen rouw.
- ‘Mijn zoon! wij trekken naar de Mis:
Werp nu op God uw droefenis’ -
Zoo sprak de weduwvrouw.
| |
9.- ‘Men bracht uw gade van de jacht,’
Sprak hij met starren blik:
‘Hij lag te sterven op de baar:
Toen vloektet gij zijn moordenaar -
Die moordenaar.... ben ik!....’
| |
10.Een gil van ijzing was het eerst
Waarmeê zij antwoord gaf.
Toen riep zij uit op bittren toon:
‘Draag dan dien vloek, ontaarde zoon!’....
Zoo vlood zij van hem af.
| |
11.Daar trad zijn eenge zuster in,
En boog zich naar hem neêr:
‘Ik draag, als gij, den rouw in 't hart;
Maar offer thans uw zielesmart
Op 't outer van den Heer.’
| |
[pagina 208]
| |
12.- ‘Gij rouwt als ik?.... Onnoozel wicht!
Mijn rouwe is helsche brand!
‘Gij, toen ge aan vaders sterfbed stondt,
Gij stelptet 't bloed nog van zijn wond -
Die wonde sloeg mijn hand!....’
| |
13.- ‘God! dat is waanzin...’ borst zij uit.
Hij schudde treurig neen!
Toen was 't, of haar 't besef ontgleed;
En met een luiden jammerkreet
Vlood ze ijlings van hem heen.
| |
14.Straks trad zijn zielsgeliefde toe,
Een overschoone maagd:
‘Mijn dierbre! ga met ons ter Mis:
Dat 's balsem voor de droefenis,
Wordt zij den Heer geklaagd.’
| |
15.- ‘Een balsem voor mijn droefenis?....
In Hemel noch op aard! -
Gij weet mijn vader snood vermoord -
Der spriet, die 't hart hem heeft doorboord,
Gaf ik die wreede vaart!’
| |
[pagina 209]
| |
16.Toen viel er tusschen hem en haar
Een klove, wijd als 't graf.
Een rilling voer haar door de leên;
Zij wendde met een stil geween
Zich van den moorder af.
| |
17.Toen kwam de vrome Kapelaan,
De Kapelaan van 't slot:
‘Zoo verre mag de smart niet gaan,
O Jonker! zulk een nederslaan
Is opstaan tegen God!’ -
| |
18.- ‘Zwijg, Priester! zwijg. Mijn vader viel -
Mijn drift volbracht dien moord!...
Nu kent ge de onverduurbre schuld
Die mijn verscheurden boezem vult -
Vlied nu - als allen! - voort....’
| |
19.- ‘Verhoede God, wiens kleed ik draag,
‘Dat ik hier vlieden zoû.
‘Daar is (zegt Jesus' leer), daar is
‘Voor elke schuld vergiffenis,
‘Geboet met diep berouw.
| |
[pagina 210]
| |
20.‘Het is een vreeselijke biecht,
‘Ontrukt aan uw gemoed;
‘Het is een misdrijf, naamloos groot,
‘Dat nooit, van nu tot aan uw dood,
‘Te strenge kan geboet.
| |
21.‘Maar weet - onvruchtbaar is 't berouw
‘Dat niet aan 't kruis zich buigt:
‘Dáar - ook voor u! vloot Jesus' bloed;
‘En 't naar Hem dorstende gemoed
‘Blijft Hij nooit onbetuigd.
| |
22.‘Hier staat alle aardsche liefde stil -
Zijn liefde stijgt ten top.
Gij - zeg der wereld nu vaarwel,
En draag Hem in verholen cel
Uw boete en rouwschuld op.’ -
| |
23.Daar stortte met een luiden schrei
De onzalige aan zijn voet:
‘Ja, Vader! ja - daar wil ik heen:
Hij weet het hoe ik heb gebeên,
Hoe staâg mijn drift geboet.’ -
| |
[pagina 211]
| |
24.Hij leefde in Egmond veertien jaar,
En was des Kloosters eer.
Nog sprak hij in zijn laatste smart:
‘Daar is éen troost slechts voor het hart:
Door Christus in den Heer.’ -
|
|