Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij2.Ach, wie is nu zoo sterk,
Die ons den zwaren zerk
Zal wentlen van der deuren!
Ei treedt maar nader aan het graf:
De zware steen ligt reeds er af:
Wat zal ons vreemds gebeuren?
| |
3.'k Zie aan de rechter hand
Een Hemelschen Gezant
Met witte kleêren blinken.
‘Komt vrouwen, vroom en droef van geest,
| |
[pagina 130]
| |
En nadert vrij en onbevreesd
En laat het hoofd niet zinken!’
| |
4.De luister zijns gezichts
Verspreidt den schrik des lichts
Van helle bliksemstralen:
Die schrik was voor het boos gespuis,
Die Jesus klinken aan het Kruis
En op zijn Godheid smalen.
| |
5.‘Gij, die hier uwen Heer
Nu zoekt uit liefde teêr,
Moet voor geen Engel vreezen:
De Heer, wien zóo veel is geschied,
Die leed en stierf, Hij is hier niet,
De Heiland is verrezen!
| |
6.Maakt deze blijde maar
D' Apostlen openbaar
Met Petrus, die bedroefd zijn.’
Komt, laat ons treden op het pad,
En haastig loopen naar de stad;
Er mag niet lang getoefd zijn.
| |
7.O Jesu, Meester zoet,
Ik bidd', in tranenvloed,
Wil mij mijn kwaad vergeven!
| |
[pagina 131]
| |
Ach, Petrus, die nu droevig zijt!
Wees vrolijk, en met ons verblijd,
De Meester is in leven!
| |
8.Wee mij, te zwakken mensch!
Met wat een hartewensch
Woû ik met Hem ter dood gaan!
‘'k Zag Petrus uw gewillig hart:
Maar gij moest blijven buiten smart,
En ik alleen in nood staan!’
| |
9.Foei, dat een simple maagd
Mij zoo veel heeft verlaagd,
Dat ik U afviel, Heere!
‘Mocht, Petrus, dus met U geschiên:
Gij moest uw eigen zwakheid zien,
Om andren wel te leeren.’
|
|