Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
No 2. Rorate coeli (II).1.
Ga naar voetnoot(*) Dauwt, gij Heemlen, dauwt van boven!
Wijkt, o wolken, dicht geschaard!
Daal rechtvaardige, als een regen
Op deze aard!
Wees langer niet vergramd, o Heer,
Wees niet gedachtig onzer zonden!
Aanschouw uw Stad: zij ligt verwoest,
Daar Sions grootheid zinken moest;
Verlaten werd uw Huis bevonden;
Uw glans verliet Jerusalem,
Waar eens, o Heer, der vaadren stem
Uw lof en glorie mocht verkonden.
| |
2.Wij spreken schuld... wij spreken schuld.
Der zonden smet kleeft op ons-allen.
De wind der ongerechtigheid
Heeft in zijn dwarling ons verspreid
Als dorre blaadren afgevallen.
Gij wendde, o Heer, uw aangezicht
Van 't volk af, waar 't verbrijzeld ligt
Met zijner zonden duizendtallen.
| |
[pagina 4]
| |
3.Zie, Heer, zie onze droefheid aan,
En zend ons Hem, dien Gij zoudt geven;
Zend van de rots der woestenij
Het Lam, dat 's waerelds meester zij,
Naar Sions berge hoog verheven:
Opdat het zelf, in onzen druk,
Ons moog verlossen van het juk,
Waaronder wij gevangen leven.
| |
4.‘Zijt welgetroost, zijt welgetroost,
Mijn volk! vervuld zijn haast de tijden.
Hoe zit gij dus van rouw verteerd,
En steeds in dieper smart gekeerd?
Verban de vrees; ik zal u wijden.
Want zie, ik ben de Heer uw God,
De Heilige Isrêls, die u tot
Verlosser wordt in dood en lijden.’
|
|