ven, toen eenige andere kooplieden, die vrienden en buren van hem waren, hem waarschuwden en verzochten, dat hij betere maat en gewigt zou geven, of ten minsten zijn bedrog niet zoo onbeschaamd te oefenen. - Hoe ras komt de Naïb, en al is hij uw zoon, hij zal u echter niet kunnen beschermen, als uw valsch gewigt en maat openlijk voor zijne oogen ligt; zeiden de lieden tegen hem: Maar de vader van den Naïb kreunde zich niet aan hunne waarschuwing, noch aan hunne bedreigingen, en ging met zijnen bedriegelijken handel nog onbeschroomder voort.
Het was den Naïb niet onbekend gebleven, dat zijn vader trotsch was op het berigt, hetwelk hem door zijnen zoon gedaan was, en dat hij geenen acht sloeg op alle de bedreigingen, die hem sedert eenen geruimen tijd gegeven waren. Eindelijk vreesde de zoon, dat hij zijn gewigtig ambt zou verontwaardigen, en dat hij, wanneer hij zijnen vader wilde verschoonen, alle overige kooplieden tot dergelijke bedriegerijen zou aansporen. ‘Het is een moeijelijke pligt,’ riep hij uit, ‘doch ik moet dien volbrengen, ik moet eenen vader straffen, dien ik als kind lief heb, doch de wet van verpligting moet boven alle ander gevoel den voorang hebben:’ en hij besloot om dien