‘De onnatuurlijkheid die opgedrongen braafheid tot gevolg heeft, krijgt gestalte in de ontroerende omslagplaat die de Amerikaanse illustrator Jessie Willcox Smith (1863-1935) maakte voor Toen vader een kleine jongen was van Betty Sage. Op het eerste gezicht toont deze naturalistische prent drie zoete kinderen, die charmeren door hun knuffelronde voorkomen. Bij nader toezien krijgt deze prent iets dubbelzinnigs. Willcox Smith is erin geslaagd om het brave en lieve te relativeren in gelaatsuitdrukkingen en lichaamshoudingen die het verlangen om te ontsnappen aan het alziend oog van de volwassenen ten volle tot uitdrukking laten komen.’
Marita Vermeulen in Wie zoet is krijgt lekkers
Oplettendheid
Wilt gij ooit gelukkig slagen
In het geen gij ondervindt
Dan moet gij oplettend wezen
Op al 't geen gij doet, mijn kind!
Zij die altijd onoplettend
Handen aan den arbeid slaan,
Zal het zelden wél gelukken,
Bijna nooit voorspoedig gaan.
Ill. van Frederik Garrels uit Humpie Dumpie (1950)
deren dienen bestraft, beloond, beleerd of betutteld om tot deugdelijke volwassenen uit te groeien. Langs o.m. deze stapstenen passeer je langs anderhalve eeuw illustratie-kunst, om uit te komen bij een drastisch andere kindvisie. Bij bv. Annie M.G. Schmidt en Astrid Lindgren roept stout zijn niet langer Gods toorn over je af, het is best wel eens lekker. En omdat de dwingende moraal kan wijken, is er plaats voor observatie, nuance, reflexie. En voor een veel completer en complexer kindbeeld.
Behalve bovengenoemde bijdrage, die tevens de visie expliciteert die aan deze tentoonstelling ten grondslag ligt, bevat de catalogus een bijdrage van Hannelore Marynen over het leven en werk van Hendrik Van Tichelen; Saskia de Bodt werpt in ‘Eenvoudig en expressief’ een licht op kunstenaars, illustratoren voor kinderen en kunstopvattingen in Vlaanderen ten tijde van Van Tichelen; Katrien Vloeberghs kadert het werk van Wilhelm Busch in de heersende burgerlijke moraal in de tweede helft van de 19e eeuw. De catalogus sluit af met een tweede bijdrage van Marita Vermeulen, ‘Het huwelijk tussen tekst en illustratie’, waarin ze het oeuvre van 12 hedendaagse Vlaamse illustratoren van kinderboeken portretteert. Hiermee wordt meteen ook de brug geslagen naar het tweede luik van de tentoonstelling: in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen worden werken tentoongesteld van 12 illustratoren die de confrontatie aangaan met de museumcollectie.
‘Wie zoet is krijgt lekkers’ is een inhoudelijk sterk onderbouwde catalogus, die ook los van de tentoonstelling standhoudt. Illustraties (een selectie uit de tentoongestelde werken) en teksten gaan hier een verbond aan dat Hendrik Van Tichelen genegen zou zijn: ‘[...] dat de illustratie, voor zover die voor handen blijkt, esthetisch haar waarde hebbe en rechtstreeks de aanschouwelijkheid van de inhoud of dezes hoofdmomenten ten goede kome [...]’ En de uitgesproken esthetische uitvoering van de catalogus, kan ook al geheel in de geest van zijn esthetische opvattingen passen: ‘[...] dat de band, die onafscheidelijk deel uitmaakt van het geheel, geen flapperig papiertje, smakeloos kartonnen of pseudo linnen omslag zij, maar op zichzelf een aanlokkelijkheid om zijn welsprekende en toch sobere en stevige verschijning.’ (Hendrik Van Tichelen, Over boeken voor kindsheid en jeugd (1952)
[Jen de Groeve]
Marita Vermeulen e.a. (red.): Wie zoet is krijgt lekkers, Stadsbibliotheek Antwerpen, 2002, 94 p.: ill., 90-76704-22-8
684.94 / jeugdboekillustraties; geschiedenis vlaamse jeugdliteratuur; geschiedenis
De dubbeltentoonstelling loopt in de Nottebohmzaal van de Stadsbibliotheek Antwerpen (Hendrik Conscienceplein 4) en het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen van 7 december 2002 tot 9 maart 2003
De prins van dat land was nog viezer dan vies.
't Was net Piet de Smeerpoets, maar dan ook precies!
En toen hij de Slordige Saartje ontmoette,
Toen was hij verrukt. En hij viel aan haar voeten.
Ze trouwden en 't was wel een heel slordig paartje:
De Slordige Prins en het Slordige Saartje.
En al de kinderen die ze kregen
Zaten meteen al vol vlekken en vegen.
Annie M.G. Schmidt