China's structuren van macht
Jonathan Spence: Het boek van het verraad
We schrijven 28 oktober 1728. Een man staat geduldig te wachten langs de lange laan die recht door de Chinese stad Xi'an loopt. Het is bijna middag wanneer de draagstoel van gouverneur-generaal Yue Zhongqi opdoemt, met zijn gevolg van dragers en lakeien. Als de stoet vlakbij is, rent de wachtende man naar het gezelschap, terwijl hij met een brief in de lucht zwaait. De lakeien houden hem tegen. Yue neemt de brief in ontvangst en laat de vreemdeling arresteren, om hem later te ondervragen.
In de afzondering van zijn kantoor opent generaal Yue de brief. U ‘buigt [...] het hoofd en compromitteert [...] uw loyaliteit door een bandietenvorst te dienen’, wordt hem verweten. Hij wordt opgeroepen om, zoals zijn beroemde voorvader Yue Fei, in opstand te komen tegen de keizer. Volgens de brief is de onvrede op veel plaatsen groot en zullen velen hem volgen. Hoogverraad, kortom!
De keizerlijke Qing-dynastie kwam in 1644 aan de macht door de Manchus, een volk afkomstig uit het grensgebied van Siberië. De derde keizer van de Qing-dynastie is Yongzheng, een capabel en hard werkend bestuurder. Maar twee zaken bedreigen zijn leiderschap. Als Manchu hoort hij niet tot de Chinese etnie die een wrok blijft koesteren tegen de ‘vreemde’ heersers. Bovendien rijzen er twijfels over de rechtmatigheid waarmee Yongzheng de macht naar zich toegehaald heeft. Gouverneur-generaal Yue Zhongqi beseft heel goed dat de brief hem in een moeilijk parket plaatst. De kwestie stil houden kan niet, dus maakt hij een rapport op van het voorval. De keizer wil dat de anonieme auteur van de brief en de bron van zijn opstandigheid worden opgespoord. Iedereen die besmet is met zijn rebelse manier van denken moet aan de kaak gesteld worden. Pas wanneer elk spoor van dissident denken is uitgeschakeld, zal de keizer rust vinden. In het immense China van die tijd lijkt het een onmogelijke opgave. Maar de efficiëntie waarmee het bestuurlijk en gerechtelijk apparaat te werk gaat, is verbazingwekkend. Het verhaal ontwikkelt zich als een misdaadonderzoek: de verdachten worden telkens opnieuw ondervraagd, hun herinneringen onderzocht en getoetst, nieuwe betrokkenen opgespoord... Langzaam maar zeker brengen de onderzoekers de samenzwering tegen de keizer in kaart. De schrijver van de verraderlijke brief is ene Zeng Jing, een 50-jarige middelmatige intellectueel. Hij heeft zijn leerling Zhang Xi op pad gestuurd met de brief. Alle mogelijke medestanders van Zeng Jing worden na grondige ondervraging, waarbij listen en foltering niet geschuwd worden, getraceerd en ingerekend. De persoonlijke betrokkenheid van de keizer bij het onderzoek springt in het oog: hij stuurt en regelt alles van op afstand, argumenteert, redeneert, geeft instructies. Dan gebeurt er iets opmerkelijks. Zeng Jing wordt niet veroordeelt en wreed ter dood gebracht zoals gebruikelijk
bij hoogverraad. In plaats daarvan speelt keizer Yongzheng een subtiel spel: hij overtuigt hem van de onwaarheid van zijn opvattingen en brengt de beklaagde ertoe zijn opvattingen in een publieke biecht te herroepen. Zeng Jing verwoordt zijn berouw in gepolijst proza in een traktaat met als titel ‘Mijn terugkeer naar het goede’. Keizer Yongzheng verleent hem gratie en zorgt voor een betrekking op het kantoor van de toezichthouder op de openbare zedelijkheid van Hunan. Zeng Jings publieke biecht wordt opgenomen in het boek dat de keizer aan de kwestie wijdt. Het krijgt als titel ‘Een verslag van hoe ware deugdzaamheid leidde tot een ontwaken uit een waan’ en wordt tot in de verste uithoeken van China verspreid.
Minder goed vergaat het Zeng Jings leermeester Lü Liuliang. Zijn geschriften geven blijk van een onuitroeibaar heimwee naar het tijdperk voor de komst van de Manchus. Lü is al jaren dood, maar zijn lijk wordt opgegraven en onthoofd. Zijn zoon wordt terechtgesteld, het familiebezit wordt verbeurd verklaard en de kleinkinderen als slaven naar de grensgebieden van het rijk verbannen. De discrepantie tussen de mildheid waarmee Zeng Jing bejegend wordt en de strenge afrekening met Lü Liuliang en de zijnen, lokt protest en verzet uit, vooral in studentenmilieu's. Keizer Yongzheng doet zijn best om dat ongenoegen te sussen, maar slaagt er niet helemaal in. Dan sterft de keizer na een korte ziekte en lijkt de zaak afgelopen. Maar zijn troonopvolger, keizer Qianlong, herroept het vonnis tegen Zeng Jing, die deze keer de terechtstelling niet zal ontlopen.
Jonathan Spence is hoogleraar geschiedenis aan Yale University. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van China vanaf de 16e eeuw. In Het boek van het verraad wil hij inzicht geven in de geschiedenis van China, door te focussen op een particulier moment. Hij moraliseert niet, trekt geen conclusies, maar laat de feiten voor zich spreken. De constanten in de Chinese geschiedenis en de parallellen met de situatie tot op de dag van vandaag zijn er niet minder duidelijk om. De obsessie om de ideeën die leven onder de bevolking te controleren, zijn ook in China's recente geschiedenis duidelijk zichtbaar. De opvatting dat elke samenleving op morele principes moet gebaseerd zijn en het totalitarisme waartoe dit leidt evenzeer. Jonathan Spence combineert wetenschappelijke nauwkeurigheid met een vlotte vertelstijl. Zijn boek geeft een indringend beeld van de machtsuitoefening in China en van de maatschappelijke organisatie. Het boek van het verraad is dan ook verhalende geschiedschrijving van de bovenste plank.
[Geert Swaenepoel]
Jonathan Spence: Het boek van het verraad, De Bezige Bij Amsterdam, 2002, 383 p.: ill., €22,63, ISBN 90-234-7090-7. Vert. van: Treason by the book door Guus Houtzager Distributie: WPG Uitgevers
historische literatuur / china; 18de eeuw