uitgebreid te worden. In Noord-Amerika ontstaan later heel eigen architecturale en stedenbouwkundige formules bij religieuze groeperingen die de wijk hadden genomen voor vervolging in Europa. De rastervorm van zulke ontwerpen is vaak direct afgeleid van bijbelse beschrijvingen. Dat de ideale stad steeds weer moeite had met de ‘natuurlijke’ omgeving, illustreert de auteur met een typerende anekdote. Toen in 1810 Pickaway County werd gesticht, baseerde de ontwerper zich eerst op de bestaande cirkelvormige aarden wallen van de indianen. In 1837 beantwoordde dit Circleville (de eerste radiale stad van Amerika) niet aan de behoeften en de ideeën van projectontwikkelaars. Amerika's eerste maatschappij voor stadsvernieuwing werd opgericht met als naam... Circleville Squaring Company (maatschappij voor het vervierkanten van cirkelstad). Antropoloog Claude Lévi-Strauss zal later in Het trieste van de tropen beschrijven hoe de Braziliaanse Bororo-indianen helemaal van hun cultuur vervreemd raakten toen de missionarissen hun cirkelvormige dorpspatronen door rechthoekig geordende dorpen vervingen.
Met de revoluties in Frankrijk en Amerika verschoven utopieën toenemend van het virtuele domein naar dat van de realiteit. Op literair gebied werd de utopie nu vooral in de tijd - de toekomst - geprojecteerd. In de architectuur probeerde Ledoux het perfecte decor voor zijn ideale samenleving te creëren in de stad die hij zich droomde voor zijn zoutfabriek in Choux. Zijn ontwerpen verwijzen al naar de geïndustrialiseerde samenleving met haar gevaar van een ontmenselijkte maatschappij. 19e-eeuwse dromers van de ideale stad moesten rekening houden met de grootstedelijke constellaties. Ze probeerden industriële arbeid en menswaardig leven te combineren in ideale gemeenschappen, die werden ondergebracht in overzichtelijke, radiale modelsteden (de falanstères van Charles Fourier, de Familistère aan de grenzen van de stad Guise). Voor andere denkers en dromers kon de stad als haard van ellende en armoede beter worden getransformeerd in menselijker varianten, vormen van plattelands-urbanisatie zoals de bandstad. Met zijn ‘Garden City’ hoopte Ebenezer Howard de stedelijke voordelen van werkgelegenheid en amusement te verenigen met de landelijke van gezond leven en ruimte. De eerste tuinstad werd gerealiseerd in Letchworth, op 50 kilometer van Londen. Van Howards sociale idealen kwamen er echter niet veel tot bloei en de voorziene geometrische plattegrond werd vervangen door een meer organisch bouwpatroon.
De 20e eeuw lijkt de definitieve overwinning te brengen van de metropool. Architecten en planologen zoeken een stad en een maatschappij die werken als een functioneel draaiende fabriek. De modernisten doen aan nooit geziene schaalvergroting, met een duidelijke scheiding van de verschillende zones. Ook in de communistische wereld spiegelt men zich aan de Amerikaanse industrialisatie. Constructivistische ontwerpers koesteren de stoutste dromen. Door urgente huisvestings-maatregelen bij de bouw van nieuwe industriële ondernemingen is er echter geen geld voor. In Frankrijk ontwerpt Le Corbusier een ‘eigentijdse stad voor drie miljoen inwoners’ met ideeën die sterk aanleunen bij de Nieuwe Orde. Een reactie tegenover dat megalomane architectonisch geweld kan niet uitblijven. Ze komt merkwaardig genoeg tot stand in het land van wolkenkrabbers en megastructuren, Amerika. Frank Lloyd Wright blaast met zijn ontwerp van Broadacre City (1934-'35) de stad op en verplaatst haar naar het platteland; hij koestert de droom van een volledig gedecentraliseerd stelsel van aanpalende stukken grond, waarin individuele gezinnen weer in harmonie kunnen leven met de natuur.
Toen in het midden van de 20e eeuw gebleken was hoe ‘onherbergzaam’ onze grootsteden waren geworden (de term is van de sociaal-psycholoog Alexander Mitscherlich, die evenmin door Eaton wordt genoemd), komt er ook onder architecten en kunstenaars een reactie tegen autoriteit en uniformiteit. De homo ludens eist weer zijn rechten op. Bijzonder fantastische en speelse ontwerpen zijn ecologisch geïnspireerd (de arcologies, een neologisme van architectuur en ecologie van Paolo Soleri) of zetten, in het kielzog van de Internationale Situationisten, de onveranderlijke en autoritaire stadsutopie op zijn kop en tekenen regelrechte architecturale contra-utopia's (Nieuw Babylon van Constant Nieuwenhuys, de satirische ontwerpen van de Italiaanse groep Superstudio). Zo blijkt de heftigste kritiek op de ideale stad te komen van degenen die lange tijd het meest met haar gedweept hebben: de architecten, scheppers naast God. Toch betekent die terughoudendheid volgens Ruth Eaton niet dat onze 21e eeuw geen nood meer zou hebben aan utopieën. ‘Zonder dat soort dromen’, besluit ze, ‘wordt onze wereld een saaie plek’. Het utopisme zal wel kleinschaliger moeten werken en rekening houden met de lokale omgeving, de toekomstige bewoners en, last but not least, de invloed op het milieu. Het is een behartigenswaardig besluit van een in vele opzichten grandioos boek.
[Erik de Smedt]
Ruth Eaton: De ideale stad, Mercatorfonds Antwerpen, 2001, 255 p.: ill., 3021 F / 74,89 €, ISBN 90-6153-473-9
719.2 / stedenbouw; geschiedenis / utopieën