Liefde in Stockholm
Liefde in Stockholm is de ietwat vervormde titel van En vinter i Stockholm, ‘Een winter in Stockholm’, een roman van Agneta Pleijel. De Zweedse titel suggereert een periode van duisternis, kou, depressiviteit en verlangen naar warmte en licht. Dat blijkt ook het realistische en symbolische kader te zijn van het verhaal dat verteld wordt.
In het begin van de winter neemt een vrouw een beslissing. Ze verbreekt alle banden met haar echtgenoot, die een andere vrouw liefheeft en tracht verder te leven terwijl ze lijdt als een dier. Ze doet een zoektocht in haar verleden, begint een verhouding en wordt weer bedrogen. Als zij in een soort epiloog haar minnaar terugziet, heeft ze geen belangstelling meer voor hem. De winter is voorbij, de vrouw heeft haar evenwicht teruggevonden.
De titel in Nederlandse vertaling belooft een verhaal over liefde. De op het eerste gezicht domme, commerciële verschuiving, blijkt naderhand een interessante perspectiefverschuiving te bieden. Het verhaal gaat nu over de man-vrouw-verhouding, over liefde, over relaties binnen en buiten het huwelijk, over mannen die hun gezin in de steek laten, over mannen die zich vrijheden permitteren, over ontgoochelde vrouwen die de schuld bij zichzelf leggen en zelfmoordplannen koesteren.
Maar onder welke titel je de roman ook leest, hij heeft een vaste kern. Het thema is verslaving aan een grote liefde en hoe een vrouw daaronder kan lijden. Een sleutelscène, in het begin van de roman verteld en op het einde in een uitgebreide vorm hernomen, illustreert de grote liefde die de vrouwelijke hoofdpersoon voor haar echtgenoot Jakob koestert. Als Jakob op een gegeven moment in Jeruzalem lesgeeft en niet naar huis komt ondanks de dreigende gasaanvallen van Saddam Hussein, reist zijn vrouw naar hem toe om zijn lot te delen en samen met hem in levensgevaar te verkeren. Zij houdt duidelijk meer van haar man dan van haar leven. En dat maakt haar uiteraard bijzonder kwetsbaar. Ze heeft, met veel weerstand en na hevige uitbarstingen van woede, leren leven met zijn avontuurtjes en met zijn buitenechtelijk kind. Ze probeert zich nu te schikken in een driehoeksverhouding die hij haar opgedrongen heeft. Maar ze voelt dat haar aanpassing en opoffering te ver gaan. Ze kan echter pas een beslissing nemen en van hem scheiden als ze haar positie van intellectueel verlaat en zich laat leiden door de woorden van een helderziende en een zgn. ‘gewone’ vrouw. Dat sluit aan bij het andere grote thema van de roman: de intellectuele vrouw die in een pantser zit en alle voeling met het gewone leven verloren is.
De hoofdpersoon, een vrouw die de hele roman door naamloos blijft, is mooi en begeerlijk. Alle mannen willen met haar naar bed. Ze heeft een interessant leven, doceert creative writing aan een universiteit, bedrijft journalistiek werk en zetelt op grote internationale congressen in panels. Ze noteert citaten van schrijvers en denkers, citeert filosofen, heeft een progressieve visie op internationale politiek. De kennismaking met deze intellectuele hoofdpersoon is dan ook in alle opzichten de moeite waard, zowel voor de romanpersonages als voor de lezer(es).
Het verhaal wordt verteld door een vrouw die over zichzelf in de derde persoon schrijft. De bedoeling is waarschijnlijk het autobiografische element te verdoezelen en afstand te scheppen tegenover het eigen leed. Maar zoiets werkt niet, gewoon omdat het tegen alle impliciete regels van het vertellen indruist. Als een verhaal in de derde persoon wordt verteld, vanuit een ‘zij’ of een ‘hij’, dan is er een externe verteller nodig als overkoepelende instantie die het woord kan geven aan de personages. Als verteller en hoofdpersoon samenvallen dan moet er in de eerste persoon worden geschreven. Dit verteltechnisch mankement is het zwakke punt van de roman.
Het boek heeft een interessante structuur. Het is samengesteld uit teksten van heel verschillende lengte, alle voorzien van een titel in heel grote letters. Die titels zijn een intertekstueel spelletje met teksten uit een vervlogen periode, tussenschriften in stomme films en ellenlange titels in oude romans. Die werden gebruikt om het publiek in het verhaal binnen te trekken en spanning te scheppen. Ze kondigen de komende triviale situaties aan of zetten fatale situaties in de verf. Ze worden in de roman handig nagebootst en hebben deels een dramatisch en deels een komisch effect. Technisch gezien schakelen ze de uiteenlopende teksten aan elkaar, gesprekken, dromen, zoektochten, flarden herinneringen, bedenkingen, citaten, flash backs, parallelle levens.
De teksten die in het heden gesitueerd zijn, lijken bewerkte dagboekaantekeningen te zijn. Als het over Jakob gaat, klinkt er rauw verdriet uit. Er zit een ondertekst in met de vraag: hoe kun jij, Jakob, een ander beminnen als wij zoveel samen hebben meegemaakt, als wij samen de dood voor ogen hebben gezien in de schuilkamers in Jeruzalem. Hoe kun je een ander beminnen als je een echtgenote hebt die door zoveel mannen begeerd wordt en die zoveel in haar mars heeft? De stukjes over de minnaar Emm, een Serviër die het oorlogsgebied even heeft kunnen verlaten om in Stockholm een studie te schrijven, zijn niet zo interessant, al komt de problematiek van de Balkan wel in zijn kielzog het verhaal binnen. Emm, die net komt opduiken als de echtgenoot weg is, wordt door de hoofdpersoon beschouwd als iemand die haar liefde waard is. Maar tegelijk blijkt uit haar woorden dat het om een ordinaire macho gaat. Pas op het einde, als hij naar Sarajevo teruggaat, wordt het haar duidelijk dat ze zich vergist heeft en dat zij maar een van Emms vele avontuurtjes is. Emm blijkt niet meer te zijn dan een element in de winter in Stockholm.
De teksten over Jakob en Emm worden afgewisseld door vloeiende verhalen over het verleden van de hoofdpersoon. Daarin wordt een ander beeld van haar opgeroepen. Dat wordt terloops en impliciet opge-