Absolutely fabulous
In 1998 liet Nobelprijswinnares Nadine Gordimer, genomineerd met Het huiswapen, zich schrappen van de shortlist van de Orange Prize. Ze liet weten dat ze wilde beoordeeld worden op basis van haar werk en niet op basis van haar kunne. De Orange Prize is nl. voorbehouden aan vrouwen. Het is een nog jonge literaire prijs, waarvoor de basis gelegd werd in 1992 door een aantal vrouwen uit vooral de Britse uitgevers- en bibliotheekwereld.
Vrouwen blijken, afgaande op verkoop- en uitleencijfers niet alleen grotere fictie-lezers dan mannen, ze schrijven ook meer. Maar de shortlist van de Booker Prize van 1991 - even omstreden als alle jaren voordien - vermeldde geen enkele vrouwelijke auteur. Er was geen goed aanbod, zou je kunnen aanbrengen, tenminste als je aan potentiële kandidaten als Margaret Atwood, Angela Carter, Margareth Drabble voorbijgaat. Neem de shortlist van welke belangrijke literaire prijs ook op om het even welk moment, de vrouwen zijn altijd sterk in de minderheid. Nochtans lijkt het erop - in weerwil van de theorie van de androgyne auteur, waarop Nadine Gordimers weigering gebaseerd was - dat er een sekse-georiënteerde manier van schrijven is die ook als dusdanig geapprecieerd wordt: vrouwelijke lezers kiezen vaker voor vrouwelijke auteurs. Bovendien blijkt, als je van de Nederlandstalige markt uitgaat, dat een zeer groot aantal van de Orange Prizenominaties van de shortlists al snel vertaald werden. Vier jaar Orange Prize (de eerste werd uitgereikt in 1996) geven grosso modo het volgende resultaat: Julia Blackburn: Het boek van kleur (Li 1995, p. 702), Anne Tyler: Tijd van leven (Li 1995, p. 628), Amy Tan: De honderd geheime zintuigen (Ooievaar, 1999), Margaret Atwood: Alias Grace (Li 1997, p. 10), Jane Mendelsohn: Ik was Amelia Earhart (Prometheus, 1996), Anne Michaels: Verborgen verleden (Li 1997, p. 578), E. Annie Proulx: Accordeonmisdaden (De Geus, 1996), Kirsten Bakis: De geschiedenis van de monsterhonden (Li 1997, p. 336), Carol Shields: Larry's party (Li 1998, p. 260), Pauline Melville: The Ventriloquist's tale (Li 1998, p. 374 - verschijnt dit jaar in vertaling bij Vassallucci), Anita Shreve: Het gewicht van water (Li 1998, p. 280), Toni
Morrison: Paradijs (Li 1998, p. 613), Julia Blackburn: De melaatse en zijn metgezellen (zie verder), Barbara Kingsolver: The poisonwood bible (verschijnt binnenkort in vertaling bij Bert Bakker).
De algemene erkenning lijkt de oprichters dus gelijk te geven. Het aanvankelijke geredetwist of een prijs voorbehouden aan vrouwen wel wenselijk en/of verdedigbaar was, is uiteindelijk ook gratuit. Er is ook niemand die zich vragen stelt bij de relevantie van een debutantenprijs, of de restrictie van de Booker Prize tot de Commonwealth-landen. Zijn de selectiecriteria van pakweg de Somerset Maugham Award, gereserveerd voor Britten van geboorte onder de 35 jaar, of van de Whitbread Book of the Year, voor auteurs die minstens drie jaar in Groot-Brittannië of Ierland wonen, niet veel arbitrairder dan de keuze voor vrouwelijke auteurs omdat hun plaats op de markt te veel overschaduwd wordt door hun (mannelijke) collega's met een efñciëntere marketing?
De beperking in aanmerking genomen dat potentiële kandidaten een roman in het Engels gepubliceerd moeten hebben in Groot-Brittannië, laten de shortlists van de Orange Prize een opvallend breed spectrum van internationale auteurs zien. En het valt trouwens op dat de laureaten, op een enkele uitzondering na (Carol Shields in 1998), bij de jonge, relatief onbekende auteurs te zoeken zijn: geen Anne Tyler bv. in 1996, maar Helen Dunmore; een jaar later geen Margaret Atwood, maar Anne Michaels en dit jaar legt Toni Morrison de duimen voor debutante Suzanne Berne. Internationale jonge schrijfsters die hun marktwaarde meteen ook bewijzen, de Orange Prize voorziet zonder twijfel in een leemte. En met zijn geldprijs van ca. 1.850.000 frank is het een van de grootste Britse literatuurprijzen van het moment.
Maar de bitsige commentaren in de pers op de shortlist van dit jaar, doen alweer vermoeden dat er toch bij voorkeur naast de kwestie wordt gepraat. Want werd de beperking tot vrouwelijke auteurs bij het begin discutabel bevonden omdat ze een wellicht toch tweede-rangskliek wilde afschermen, dan is nu het feit dat van de zes genomineerden slechts één een Britse is (Julia Blackburn), naast vier Amerikaanse en een Canadese schrijfster, de Britse pers in het verkeerde keelgat geschoten. Te weinig afscherming nu van Britse - zij het dan vrouwelijke - auteurs? Te internationaal zowaar? Te ver gezocht naar kwaliteit? In elk geval heeft men kwaliteit bekroond, want Suzanne Bernes debuut, A crime in de neighborhood, is een uiterst economisch geschreven, maar des te intensere roman.
De titel is geknipt voor een misdaadroman en het openingshoofdstuk heeft iets sinisters: een 12-jarig jongetje werd verkracht en vermoord. Een vrouw was vlakbij, hoorde een ijl geschrei, afkomstig van een kitten, dacht ze. Ze ging even kijken en joeg de dader daarmee zelfs op de vlucht, vond niets en besteedde er verder geen aandacht aan. De moordenaar volgde haar doen en laten en maakte, toen de kust weer veilig was, af waarmee hij begonnen was. Men komt hem nooit op het spoor en de rest van de roman gaat niet verder in op de omstandigheden van de
[verder lezen p. 438]