Auteur in de kijker
Een bedaarde en serieuze thrillerauteur
Niet alleen schrijfster (sic) Monica Lewinsky heeft geprofiteerd van de bekendheid van een zekere Bill Clinton, ook Michael Connelly mag hem dankbaar zijn: twee jaar geleden werd Clinton gefotografeerd toen hij een Washingtonse boekhandel uitliep met een exemplaar van The concrete blonde (Betonblond, Li 1995, p. 445). Connelly's naam werd onmiddellijk beroemd in de Verenigde Staten. Later zou de schrijver, die op dat moment al een aantal prima titels op zijn naam had staan, maar niet echt was uitgegroeid tot een nationale beroemdheid, enigszins sarcastisch opmerken: ‘Een goede plot uitwerken in een boek is één zaak, de hulp krijgen van de “plot van het leven” is blijkbaar veel belangrijker’.
Gelukkig is het bij die sarcastische opmerking gebleven, want hoewel Connelly door zijn bekende fan in die typisch Amerikaanse mix van ‘gossip columns’ en ‘jet set society’ is terechtgekomen, is hij op dezelfde ambachtelijke en voorzichtige manier verder blijven schrijven aan zijn goed gestructureerde thrillers, waarin vooral menselijke zwakheden een voomame rol spelen. Sommige critici blijven hem een ‘middle of the road-author’ noemen, en met een beetje kwade wil kan je daar wel inkomen: Connelly's plots zijn meestal uitstekend, en als gewezen ‘Los Angeles Times’-journalist die gespecialiseerd was in misdaadverslaggeving, kent hij het politiemilieu door en door, maar zijn stijl is bepaald niet flitsend te noemen. Daardoor lijkt het verhaal soms wat ineengeknutseld en zijn (niet talrijke) actiescènes kunnen een beetje een bordkartonnen karakter hebben. Daartegenover staat echter dat hij blijkbaar een diep inzicht heeft in de drijfveren van de misdadige geest en dat zijn hoofdpersonages meer op gewone, doch ietwat kleurloze mensen lijken dan die van vele Amerikaanse thrillerschrijvers die zich nogal 'ns laten gaan in extreme karakters. In de meeste van zijn boeken is Hiëronymus Bosch, Vietnam-veteraan en nu LAPD-detective, het hoofdpersonages. Hiëronymus - Harry - is een van die typische veertigers die alle illusies in het leven en in de gerechtigheid verloren hebben, maar die zich in een politiekorps dat helemaal niet vrij is van corruptie, overeind houden door een simpele levensfilosofie: misdaad moet worden bestraft. Harry is voldoende door de wol geverfd om te weten dat hij zijn doel vaak niet kan verwezenlijken, mede door gekonkelfoes in politionele kringen zelf, maar in feite doet hij zijn werk ook om nog andere redenen dan de loutere rechtspleging: Bosch is verslaafd aan zijn werk omdat hij iemand is die een onopgeloste puzzel niet in de steek kan laten. Hij heeft zijn
jachtinstinct ‘verintellectualiseerd’: hij probeert de geheimen van een moord wel met logica en redeneervermogen op te lossen, maar meermalen - en dat merk je ook in de tekst - vertrouwt hij op zijn instinct terwijl hij ‘de adrenalinestoot van het speuren’ voelt. Kortom: hij is een beetje een wolf in een schaapsvel, hoewel Connelly er niet te veel de nadruk op legt, en in mijn ogen die interessante karaktertrek beter toch iets gevarieerder zou kunnen uitwerken. Bosch' liefdesleven is - klassiek genoeg - turbulent en gestresseerd door de grote werkdruk en door de aantrekkingskracht die zijn job op hem uitoefent. Op het eerste gezicht onderscheidt hij zich dus niet eens zoveel van de hoofdpersonages van talloze andere misdaadschrijvers, maar Connelly weet hem op een overwogen, kalme manier genoeg ‘vlees’ te geven om hem tot een krachtig en, ondanks zijn gebreken, sympathiek hoofdpersonage te maken. Een belangrijke troef in het genre.
In de merkwaardige thriller The Poet (De dichter, Li 1997, p. 20) brengt Connelly een ander hoofdpersonage ten tonele: de cynische, opgebrande misdaadjournalist Jack McEvoy, die ongeveer met iedere politieman van het Los Angeles-korps overhoop ligt. McEvoy, die zichzelf beschouwt als een gerateerde thrillerschrijver, raakt verstrikt in een draaikolk van gebeurtenissen als zijn tweelingbroer, een detective in Denver, zogenaamd zelfmoord pleegt. Hij gaat zelf op onderzoek uit en merkt dat een psychopaat bezig is met een reeks moorden op politiemannen, die hij slim vermomt als zelfmoord. Tussen McEvoy en ‘The Poet’ ontstaat een kat-en-muis spelletje dat steeds spannender wordt. In deze eenmalige thriller, die geen nieuwe reeks vormt, is Connelly harder en heeft hij het er op gewaagd een min of meer open einde mee te geven aan het boek, wat hem in de Verenigde Staten, waar thrillerlezers zeer conformistisch zijn aan de wetten van het genre, nogal wat venijnige reacties heeft opgeleverd.
Ook in Blood work (Bloedbeeld) voert Connelly een nieuw hoofdpersonage op, waarschijnlijk de grootste antiheld in zijn oeuvre, dat toch al niet teert op larger-than-life karakters. De ex-FBI agent Terry McCaleb heeft een harttransplantatie gekregen en leeft teruggetrokken op zijn boot tot de zuster van een vrouw die blijkbaar zonder enige reden vermoord is in een supermarkt, zijn hulp zoekt. McCaleb komt pas in actie - hoewel, actie: hij is nog
[lees verder op p. 386]