De evolutie van de Amerikaanse droom
Raar is dat: door wat men clichématig de ‘veramerikanisering’ van de cultuur van vooral de derde wereld noemt - met in hete woestijnen of stomende junglegebieden altijd wel een of andere keet die lauwe Coca-Cola serveert en vettige hamburgers -, vergeet je wat voor een gediversifieerde maatschappij de Verenigde Staten zelf vormen. Door middel van een pleiade aan gesprekspartners, drukt Robert Kaplan je in Het einde van Amerika met de neus op dat feit.
Tijdens een zwerftocht door ruwweg het midden en de noordelijke en zuidelijke grensgebieden van de Verenigde Staten, tekent hij sociale tendensen op die aantonen dat de macht van de centrale regering nog verder verzwakt en dat het vaak immigranten uit andere werelddelen zijn die nog de befaamde pioniersspirit ‘make it and take it’ uitdragen. Maar hoewel het boek de provocerende titel Het einde van Amerika draagt, is dit reisverhaal een erudiete, net iets te keurige opsomming van veranderingen in de Amerikaanse way of life die weliswaar zeer verschillend van uitdrukkingsvorm kunnen zijn in de onderscheiden staten, waar die als achtergrond en als verbindend element toch nog altijd ‘The American Dream’ van een vrije middenklassemaatschappij schragen.
Er is vooral één ding jammer aan dit boek: Kaplan is een uitstekend journalist en een scherpzinnig observator, maar in feite geen groot stilist. Met het materiaal dat hij vakkundig - 11 minuscuul bedrukte pagina's bronnen! - heeft verzameld over o.m. het ‘heartland’ van de USA, de indianenterritoria, Mexico, Los Angeles, en Canada, had een schrijver met meer verfijning wonderen kunnen verrichten. Kaplan houdt het vooral zakelijk, en hoewel hij gaame de literatuur induikt om met quotes een en ander kracht bij te zetten, mist hij zelf een beetje de haakse, misschien dromerige, blik van een schrijver. Waarmee niet is gezegd dat Kaplan een slecht boek heeft geschreven, integendeel. Het einde van Amerika is een leerrijk, provocerend en overdacht reisboek van een journalist die vele ongewone hoeken en kanten van de wereld heeft gezien en er niet voor terugschrikt om sterke vergelijkingen te maken, duidelijke prognoses op te stellen en uitdagende conclusies te trekken. Hij schrijft keurige zinnen, maar de beschrijvingen van de mensen en plaatsen die hij tegenkomt, zijn vaak zodanig gepolijst dat ze een beetje achterblijven bij zijn denkwerk.
Je moet het dus vooral hebben van het rijk geschakeerde sociale beeld dat Kaplan van de Verenigde Staten ophangt, en van zijn soms gedurfde gedachtesprongen over de toekomst van zijn land, zowel in politiek als in economisch en sociaal opzicht. Misschien is zijn stijl zo glad, hier en daar op het zielloze af, omdat het hem geweldig moeilijk viel om ‘onbevangen over Amerika te schrijven’. In de tekst is dat op een ietwat vreemde manier te merken: hoewel hij er voortdurend op drukt dat het voortbestaan van de Verenigde Staten nimmer als vanzelfsprekend mag worden beschouwd, heeft hij het vooral over veranderingen in de Amerikaanse samenleving en koestert hij de neiging om die in positieve zin te beschrijven. Goed, hij is niet blind voor de verpauperde indianen-gemeenschappen in zijn land, of voor de sociale ongelijkheid in vooral de steden. Hij presenteert ook keurig cijfers over inkomen en misdaad van de zwarte bevolking, die moeten aantonen dat het gros van de zwarten nog altijd de onderste sporten van de maatschappij bezetten. Maar zijn gesprekspartners zijn meestal middenklassers tot hoog opgeleide mensen en als er dan eens een alternatieveling bij is, zoals het hippiepaar Peter en Anne in de buurt van Santa Fe, dan is het toch wel een dichter zeker, en geen echte bum. Maar goed, hij wijst er zelf op dat ‘jezelf uitvinden’ een typisch symbool is voor het Amerikaanse leven, en hoewel hij het herhaaldelijk heeft over de nadelen van het ‘blanke vluchtgedrag’, zal hij daar zelf onbewust ook niet vrij van zijn. Hij geeft wel statistieken over de verschillen in inkomens tussen rijk en arm, maar je ziet hem niet door de slums van de Amerikaanse metropolen dwalen. Voor hem is een trip met de Greyhoundonderklasse, de mensen die met Greyhoundbussen door Amerika reizen, al een ontmoeting met de armste lagen van de bevolking. Hij besteedt wel enige pagina's aandacht aan hen, maar is tijdens
de busreis toch meer gefascineerd door het landschap aan de grens met The Lone Star State Texas, en de historische verwijzingen die het bevat. Heel het boek door ontkracht hij de mythe dat Amerikanen niet bijster geïnteresseerd zijn in geschiedenis: hij haalt saillante details aan uit het verleden van de streken die hij bezoekt, en kijkt zelfs met een ironisch oog naar opgeblazen legenden uit de Amerikaanse folklore zoals ‘mountain man’ Kit Carson. Toch blijken op de indianen na, niet zoveel Amerikanen geïnteresseerd te zijn in hun geschiedenis of hun cultuur, of zelfs in hun natuurschoon. De chauffeur van de Greyhoundbus rijdt onverschillig door adembenemende berglandschappen, maar wijst de passagiers met verrukking in de stem op de wereldberoemde Cadillacs van Amarillo.
[lees verder op p. 160]