De verrukking over het alledaagse
Cadavre exquis, de titel van het nieuwe boek van Robert Irwin, is tevens de naam van een surrealistisch gezelschapsspelletje waarbij een compositiefiguur wordt gemaakt. ‘De eerste kunstenaar tekende het hoofd, vouwde het papier om en gaf het vervolgens door aan zijn buurman die vervolgens de romp schetste alvorens het papier opnieuw om te vouwen enzovoort, enzovoort, totdat er een schitterende hybride op het opengevouwen papier te voorschijn komt’. Iets gelijkaardigs onderneemt Robert Irwin. Zijn compositietekening geeft een verrassend, maar steeds ontglippend beeld.
Irwin presenteert zijn roman als de biografie van een van de centrale leden van de Londense surrealistenkliek: de schilder/schrijver Caspar. Deze blikt terug op zijn korte liefdesaffaire met de betoverende Caroline, die zijn hele leven beheerst heeft. Caspar is geen historisch personage, hij heeft nooit bestaan, maar de auteur laat hem evolueren binnen een historisch kader, met échte kunstenaars. Caspar zelf blijft altijd wat in de schaduw. Zijn voornaam vernemen we pas na bladzijden, zijn familienaam wordt enkel terloops vermeld als het boek al flink gevorderd is. Geboorteplaats, afkomst en sociale achtergrond blijven in het duister gehuld.
Als schilder hoort Caspar bij de Broederschap van Serapion, een groep kunstenaars en intellectuelen die het surrealisme hoog in het vaandel dragen. Ned Shillings is hun leider. De leden verliezen zich in allerlei surrealistische spelletjes en experimenten. Het is op die manier dat Caspar voor het eerst Caroline ontmoet. Op een dag wordt hij bij wijze van experiment door een vriend-schrijver geblinddoekt door de stad geleid ‘om de zintuigen te ontregelen, of ze zelfs enige tijd helemaal uit te schakelen’. Als hij alleen in een pub wordt achtergelaten, raakt hij in gesprek met Caroline. Hij nodigt haar uit om voor hem te poseren. Deze ontmoeting is de ontmoeting met een andere werkelijkheid, met de wereld van het alledaagse. Het is een wereld waarin géén surrealistische spelletjes gespeeld worden, waarin de naam André Breton niemand wat zegt, maar waarin de mensen toch gelukkig zijn. Terwijl zijn collega's willen ontsnappen aan de alledaagsheid, wil Caspar ontsnappen aan het surreële. Hij is gefascineerd door de alledaagsheid van Carolines bestaan: haar werk op kantoor, de huishoudelijke beslommeringen, de pretentieloze pretjes... Het laat Robert Irwin meteen toe de spanning tussen kunst en leven, thema bij uitstek van het surrealisme, te onderzoeken. Het surrealisme is binnen de moderne kunst de stroming bij uitstek die het gewone wil dereguleren, die wereld en leven wil veranderen door de verbeelding centraal te stellen. Cadavre exquis illustreert het echec van deze opvatting.
Het fascisme steekt overal in Europa de kop op. Er is wel nog de Eerste Internationale Surrealistische Tentoonstelling, maar dat kan niet beletten dat de Broederschap uiteenvalt. Intussen zijn Caspar en Caroline vervreemd van elkaar. Te langen leste verdwijnt ze spoorloos, ‘die winter viel alles in duigen’. Caspar trekt naar nazi-Duitsland, waar hij een tentoonstelling van ‘Entartete Kunst’ gaat bekijken. Hij stelt cynisch vast dat het surrealisme in nazi-Duitsland ten minste au serieux wordt genomen: ‘Per slot van rekening waren wij surrealisten erop uit geweest de mensen te schokken. En nu hadden we eindelijk, hier in Duitsland, een publiek gevonden dat bereid was ons serieus te nemen. Het was geschokt’. Eens terug in Engeland vlucht Caspar weg in drank en roesmiddelen en wordt in een gekkenhuis opgesloten. Daar vindt hij een vorm van rust die aan geluk grenst: zijn vrienden bezoeken hem en zijn werk wordt plots naar waarde geschat. De tijd verglijdt, de oorlog barst los en hij heeft nog altijd niets gehoord van zijn verloren geliefde. Caspar wordt door het War Artists' Commission aangeworven om schilderijen te maken van de verse bommenkraters en ruïnes in het door de Blitz geteisterde Londen. Hij vervoegt aan het einde van de oorlog het oprukkende Engelse leger en komt zo in Bergen-Belsen terecht. Tot schilderen komt hij niet en ook na het einde van de oorlog zet hij zijn speurtocht naar Caroline voort. Financieel gaat het hem intussen stilaan voor de wind. Het boek eindigt met Caspars laatste - groteske - poging om zijn psychiater van het bestaan van Caroline te overtuigen. ‘Caroline, Caroline, Caroline, ik ben niets zonder jou en zonder jou is mijn leven een verhaal geweest zonder betekenis’. Het laatste (15de) hoofdstuk is er - zoals aangekondigd in het voorwoord - later aan toegevoegd. Want Caroline heeft enkele maanden na de publicatie van het boek in 1951 zelf contact met Caspar
opgenomen. En dan blijkt zijn beeld van haar en zijn kijk op het leven en de wereld zélf een ‘cadavre exquis’ te zijn. Er bekruipt hem ‘een vreselijke droefheid. Het grootste gedeelte van mijn volwassen leven heb ik mijn verhaal gezien als het verhaal van Caroline en mij en mijn liefde voor haar, maar terwijl ik naar haar relaas luisterde, bleek zonneklaar dat zij haar leven zag als het verhaal van Oliver en haar en hun liefde voor elkaar. Ik ben in haar verhaal maar een ondergeschikt personage, een soort lansier, die als voornaamste functie heeft om haar in contact te brengen met de ware helden van haar geschiedenis’.