Non-fictie
Geschiedenis van tien eeuwen drama
Wie historische gegevens over het theatergebeuren in de Nederlanden wilde raadplegen, was tot voor kort aangewezen op het ondertussen sterk verouderde, tweedelige standaardwerk Geschiedenis van het drama en van het toneel in Nederland van J.A. Worp uit 1903-1907 en op de meestal schaarse informatie uit de beschikbare Nederlandse literatuuroverzichten. Of anders was het moeizaam bijeensprokkelen van informatie vanuit deelstudies. Een theatergeschiedenis der Nederlanden (zie p. 588), uitgegeven door Amsterdam University Press, omvat 10 eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, en biedt nu een zeer aantrekkelijk alternatief.
Veelomvattende literair-historische overzichten die chronologisch zijn opgebouwd en evoluties en causale verbanden aanwijzen, werden jarenlang door onderzoekers als niet geheel wetenschappelijk te verantwoorden afgedaan. Maar in 1993 verscheen bij uitgeverij Nijhoff het handboek Nederlandse literatuur: een geschiedenis. Daarin werd door een team van specialisten op een postmoderne manier aan de hand van zorgvuldig geselecteerde items een eigentijds syntheseoverzicht geboden, o.a. ook van het theatergebeuren. Dit werkte duidelijk inspirerend want Een theatergeschiedenis der Nederlanden volgt dezelfde opzet. Onder redactie van acht specialisten uit Nederland en Vlaanderen, schreven nagenoeg 80 theaterhistorici en neerlandici aan de hand van 120 bijzondere evenementen even zoveel chronologisch gerangschikte essays. Samen geven ze een goed beeld van het theaterleven in de Nederlanden, ondanks de soms vrij grote sprongen in de tijd. Dit is vooral mogelijk geworden omdat alle geselecteerde gebeurtenissen telkens aanleiding geven tot een brede situering van een of ander aspect uit de theatergeschiedenis. Zo begint men deze geschiedenis uiteraard met beschouwingen over het kerkelijk en wereldlijk drama in de Middeleeuwen. In de rest van het verhaal komen de meest uiteenlopende aspecten aan bod, o.a. het Latijnse schooldrama en jezuïetentoneel, het rederijkerstoneel en de landjuwelen, de commedia dell'arte en tafelspelen, tableaux vivants, harlekinades en dansspelen, openluchtvoorstellingen, en bij de moderne geschiedenis o.m. het absurdisme, het kamertoneel en het experiment. Daarnaast is er ook ruimte voor de geschiedenis van schouwburggebouwen en van beroepsgezelschappen, voor vernieuwingen in de regie en voor evoluties in decorbouw en toneelkritiek, voor de rol van drukpers en censuur, voor de acteur met zijn rechten en plichten en - toch ook - voor de toneelschrijver. Tenslotte is er ook aandacht voor anderstalige
voorstellingen - m.n. in het Latijn en het Frans - en voor de invloedrijke buitenlandse gastvoorstellingen, wat de situering binnen de Europese traditie mogelijk maakt. Opera, dans en cabaret daarentegen werden bij al die overvloed wellicht terecht buiten beschouwing gelaten.
Ook de Vlaamse theatergeschiedenis krijgt in dit werk ruim zijn plaats, getuige de aandacht die bv. in de 20ste eeuw gaat naar o.a. Cyriel Buysse, Herman van Overbeke, Het Vlaamsche Volkstoneel, Jan Oscar de Gruyter, Joris Diels, Herman Teirlinck en de werkzaamheden van de naar hem genoemde Studio, Piet Sterckx en Hugo Claus, Walter Tillemans, Mistero Buffo, Kaaitheater, Jan Fabre en Jan Decorte. Al hebben enkele Noord-Nederlandse critici hier duidelijk moeilijkheden mee, het is precies in de confrontatie van de soms gelijklopende, maar soms ook sterk verschillende evoluties binnen het theatergebeuren in Nederland en Vlaanderen dat een van de meest geslaagde aspecten van deze vrij evenwichtige benadering ligt. Positief is verder ook het feit dat de samenstellers er haast moeiteloos in geslaagd zijn duidelijk te maken dat theater meer is dan aanschouwelijk gemaakte tekst. Door in het onderzoek telkens zoveel mogelijk de voorstelling centraal te stellen en die ook in een brede sociaalculturele context te plaatsen, worden de aard en de functie van het toneel doorheen de tijd beter zichtbaar dan tot op heden in de bestaande literatuuroverzichten mogelijk was. Omdat theater een sterk audiovisueel gebeuren is, hebben de samenstellers terecht ook geopteerd voor de opname van heel wat illustratiemateriaal. Overeenkomstig de bedoeling wordt de tekst hiermee in de meeste gevallen verduidelijkt en aangevuld. Ook de bibliografische verwijzingen bij elk onderdeel en vooral het zeer uitvoerige register - waarin naast de persoonsnamen en titels van stukken ook namen van gezelschappen, theatergebouwen en vele trefwoorden zijn opgenomen - verhogen zeer sterk de bruikbaarheid van dit naslagwerk.
Al komt in dit omvangrijke boek ook heel wat niet aan de orde, al is er af en toe wat gebrek aan kritische afstand, al is het jammer dat men in het nawoord de inhoudelijke rijkdom en de vele facetten niet wat grondiger synthetiseerde opdat de rode draden beter zichtbaar zouden worden, toch is dit caleidoscopische beeld van het theater-verleden in de lage landen een zeer gedegen overzicht. Bovendien kan deze geschiedenis van 10 eeuwen drama en theater, die vrij vlot leesbaar is en aantrekkelijk uitgegeven, alle geïnteresseerden aanspreken. Ze mag dan ook in geen enkele algemene bibliotheek ontbreken.
[Mario Baeck]