Voorwoord
In Nieuwkoop moet in en rond 1651 nogal wat onrust geheerst hebben. De baljuw van Nieuwkoop, Jan van Sevenhoven, ligt onder vuur van pamfletschrijvers. ‘Dien langen duyvel’, zoals hij in de pamfletten wordt aangeduid, ontzag zich niet weduwen en wezen, burgers en buitenlui uit te zuigen. In de toenmalige sociale en politieke omstandigheden was het niet eenvoudig een baljuw weg te werken. Wanneer voorzichtige protesten bij de Heer van Nieuwkoop, Johan de Bruyn van Buytewech, niets uithalen, blijft er niets anders over dan via anonieme pamfletten de baljuw aanklagen om zo diens positie te ondergraven. Wat er in 1651 allemaal aan de hand is in Nieuwkoop en hoe deze kwestie is afgelopen, wordt uit de doeken gedaan in deze publicatie.
Een werkgroep van tweedejaars neerlandici van de leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam heeft zich in het tweede trimester van de cursus 1996-1997 gestort op twee 17e-eeuwse pamfletten over de baljuw van Nieuwkoop. Deze keuze was niet geheel toevallig omdat de werkgroepsleider woonachtig is in Nieuwkoop en in een eerder stadium in een artikel in het tijdschrift van het Historisch Genootschap Nieuwkoop e.o. al eens de suggestie gedaan had om deze pamfletten te editeren (Verkruijsse 1993b).
Om de filologische vaardigheden in de vingers te krijgen, is het vervaardigen van een teksteditie van een tekst uit het verleden uitermate geschikt. De grammaticale, lexicografische, paleografische, analytisch- en systematisch-bibliografische aspecten van de historische letterkunde komen daarbij aan de orde, alsmede het zich rekenschap geven van de inrichting van een editie met de nodige historische achtergrondinformatie en de zakencommentaar.
Het onderhavige onderwerp bood de gelegenheid onderzoek te doen naar het genre van de pamfletliteratuur in het algemeen en van de subgenres buurpraatje en kroegpraatje met hun typische dialoogstructuur en argumentatie in het bijzonder. In bibliotheken zijn zoveel mogelijk exemplaren opgespoord van de beide pamfletten en analytisch-bibliografisch onderzocht. Er zijn pogingen gedaan om de auteurs en drukkers op te sporen; er wordt achtergrondinformatie verstrekt over de hoofdpersonen, over de historische en economische situatie rond het midden van de 17e eeuw, over het rechts- en belastingsysteem in die tijd en over de turfhandel.
Het onderzoek - al was het noodgedwongen beperkt tot een universitair trimester - heeft een aantal feiten en gegevens opgeleverd die wat meer licht werpen op de sociale en politieke verhoudingen in Nieuwkoop in het midden van de 17e eeuw dan de literatuur over deze plaats in het tegenwoordige Groene Hart tot op heden vermeldt. Anderzijds wordt eens te meer aangetoond dat de positie van de baljuw in Holland in die tijd welhaast tot machtsmisbruik moest leiden. Over de voor Nieuwkoop zo belangrijke turfhandel zijn uit onverwachte archivalische bronnen nieuwe gegevens tevoorschijn gekomen.
De deelnemers aan de werkgroep waren Walter Berentsen, Thamar Boonzaaijer, Leontien Brandt Corstius, Bart Gijswijt, Jilles Heringa, Isabelle van de Pas, Floor Verbeek en Cor Vos die ieder tekenen voor een deel van de woord- en zakencommentaar, de inleiding en de hertaling in modern Nederlands. De eindverantwoordelijkheid ligt bij ondergetekende.
De werkgroep is dank verschuldigd aan drs. P. Dijstelberge te Amsterdam die ons wees op het bestaan van de hier uitgegeven pamfletten, drs. J.H. Kluiver te Middelburg voor zijn gegevens over de turfhandel uit het Rijksarchief aldaar, prof. dr. C.L. Heesakkers te Leiden voor zijn hulp bij het opzoeken en vertalen van Latijnse citaten, drs. G. van der Most te Abcoude, Leendert Jansen te Nieuwkoop en Cornelis Verlooij te Waddinxveen voor hun mededelingen over de geschiedenis van Nieuwkoop, de ambtenaren Interne Zaken van de Gemeente Nieuwkoop voor hun aangename en adequate dienstverlening, en Bert Post te Noorden die het uitgeefavontuur met ons aandurfde.
Dr. P.J. Verkruijsse
Amsterdam/Nieuwkoop, december 1997