De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Stem: Jonkmans trekt uytter muyten.
Komt hier Heeren en Damen,
Liefhebbers al te zamen,
Komt en voegt u hier by,
Hier ’s een Nieuwe Lotery:
Geinventeerd tot groot saveur.
Voor Dogters zonder Serviteur,
En daarom niet wel an
Konnen raken aan een Man.
Voor Vryers die graag wouwen
Een rijke Vrijster Trouwen;
Loopt an en weest niet traag,
Den inleg is in den Haag:
En haast u wat, neemt kort respijt,
Want hy zal binnen korten tijd
Getrokken worden klaar;
Looft gy ’t niet zo vraagd ‘er naar.
Maar niemand heeft pretentie,
Nog krijgt ‘er audientie,
En word ook niet vergund,
In te leggen Kruys of Munt:
Of moet ook hier verklaren dan,
Dat hy een Vrouw maint’neeren kan,
Het zy ook wie het is;
Houd het zeker en gewis.
Niemand zal zig vermeeten,
Dat moet gy zeker weeten,
| |
[pagina 55]
| |
In te leggen, dat’s klaar,
Die zijn boven Veertig Jaar:
Nog moeten zy zeer huys en fijn,
Ook niet onder de Twintig zijn;
Dit is een stale Wet,
Die u hier word voor-gezet.
De Juffertjes mits dezen,
Moeten niet Ouder wezen,
Als in de Twintig Jaar,
Reguleerd u vry hier naar:
Nog ook niet Scheel, nog Mank of krom
Of men zend haar terstond weerom;
En dan wordez’ veragt,
En wel helder uyt gelagt.
De inleg is Duyzend gulden,
Daar moet gy u in dulcden,
En krijgt daar voor tot loon
Een Juffrouw of Mans-persoon:
Daar gy zo menig Dag en Nagt
Hebt om gezugt en na getragt:
’t Geen dog is u vermaak,
Is dat niet een schoonder zaak?
De Vryers die met eenen,
Zo menig Blaauwe-scheenen
Liepen, die konnen nouw
Makk’lijk komen aan een Vrouw;
En hoeven nu de spijtigheyd
Niet te verdragen van de Meyd;
Nog ook de Serviteur
Nu te maken voor haar Deur.
Venus en Pallas, dezen
Zullen Ontfangers wezen,
Cupied’ de kleyne God
Die zal trekken yders Lot;
Altijd wat, en ook nimmer mis,
Dit is een zaak die zeker is,
| |
[pagina 56]
| |
Wat is ’t een schoonder kans
Voor de Dogters en Jonkmans
De groote Commissaris,
Boekhouders, Inventaris,
En pretendeeren niet
Voor hun moeyten zo men ziet:
Als dat zy zullen met malkaar
Te Bruyloft gaan met yder Paar,
En zitten zamen dan
Met schoone Zervetten an.
Dees Conditien alommen
Kond gy al t’zaam bekommen,
Zy hangen tot faveur
Voor de Boekverkoopers-deur:
Men zalze trekken in ’t publijk,
In het Dorp al van Rijswijk,
En dat in het aanzien
Van veeol Duyzende van Lien.
Klijn-Jan die zal mits dezen,
Contra Boekhouder wezen,
En zal u zonder fout
Helpen, ’t is hem toe-vertrouwt,
Uyt de Lijsten die alle Daag
Worden gedrukt al in den Haag,
Die hy, elk ten geval,
In zijn Marsje hebben zal.
Hier binnen en hier buyten,
Op Schepen, Wagens, Schuyten
Hoord men yder zeer bly,
Praten van dees Lotery:
De Schippers hebben zo veel Vragt
Dat zy varen by Dag en Nagt:
Ja wel, dat gaat u veur,
‘k Wil mee, votre Serviteur.
|
|