folio 276
1793
In dit jaar getreeden sijnde waaren de susters niet te min benauwt als t voorige door tgeen men hoorde van die droeve oorlog. Daarbij quaam een groote droefheijd in t convent voor de overste en susters, een saak die in t convent, Godt sij gedankt, noojt voorgevalle is. Godt geeve t nooit meer mag gebeuren.
In t jaar 1779 sijn in onse school 2 pensionaire gekoome, met naame Christina en Debora Sprengeler, gereformeert van religie. Haar suster, die haarlieden hier bestelde. woonde te Suriname. Sijn waare ouderloos, maar hadde nog een stiefmoeder, die haar beijde niet wel onthaalde. Christina, die de outse was en seer wel in haar gereformeerde zekte onderigt, na een jaar in onse school gewoont te hebben siet door de genaade godts haar dooling en wenst niet anders als t Rooms Catolijk geloof te beleijden. De ander, haar suster Debora, was van de selve conditie en wilde ook apsolleut Rooms worden. Dat ook van haar beijde geschied is tot groote vreugt van al de religjeuse. Soodra sij catolijk geworden waare, hielden sij sterk aan om religjeus te worden. Daar de overste nog een jaar of 3 meede getraagt hebbe, omdat men vreesde sij sulks uijt nood begeerde, want vrinde trokke de hand van hun af en t convent wierd voor t costgelt ook niet meer voldaan. Egter t convent, beweegt