folio 271
[1790]
Tredende int jaar 1790. Den 6 januarij op 3 koningen hadden wij een algemeene groote en soete vreugd. Suster Aloijsia Schaapman, houdende plegtelijk het 50e jubilaar, met de cermonien op 't choor, waarvoor een plaats berijd was. Sooals anders voor de bruijden in de kerk, s' morgens t' eerste keer geluijd zijnde en de w' pater in de kerk begon t' choor de Veni Creator. Ondertussen kwam w' pater na boven, zong het gebed. En de bruijdscaars in de hand nemende, kwam w. mater spulmende, daar de bruijd zat en gaf haar de caars in de hand, ging vooruijt, en de bruijd, met 6 jonge bruijdties, 2 met caarsen, 2 stroijen, 2 anderen met de croon op een zilver schoteltie, en proffessiebrieft gelijd tot een bevrijde plaats, alwaar de verdre cermonien al leesende zijn geschied. W. pater haalden vervolgens ons Lieven Heer op 't choor en de bruijd als eerste comuniceerde alleen. En vervolgens de andre na gewoonte. Een beste mis en fraaije predicatie van d' Eerw. pater en die g'eijnd zijnde: ‘Te Deum Laudamus’. De kerk was ongemeen versiert gelijk ook de pand en refter. de susteren zaten alle aan w. maters tavel, want de tavels wierden int midden van de refter gesteld. Met een woord daar: was een algemeene vreugd en goed genoegen. De bruijd bleef 3 daegen op t' choor met alle bruijdjes zitten, 2 dagen zingende mis, den 3 dag