Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen (1667-1752 en 1782-1801)
(2014)–Anoniem Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen– Auteursrechtelijk beschermd(Gelders Archief 0566-33) H.K.H.-Documentatiecentrum VIIa6
[pagina 91]
| |
De freule van Hoevel genaamt suster Maria Josepha, zijnde goed van inborst, verstand, goed schrijven en rekenen, soodat de Eerw. oversten en raatsusters haar tot procurates gemaakt hebben, eerst voor de jongste en daar na alleen. Hetwelk niet goed begon te gaan en gewaar worden de t'convent seer agteruijt gong en geen opregte aantekeningen dede nog reekening gaf, zaamen goed gevonden is haar op de beste en zagste wijze te veranderen. En wederom int school, daar sij voor deesen meesteres was geweest, te stellen. Nu van aanzegging gekregen hebbende haar boeken op te maaken, t'welk zij niet konde. Heeft dit seer kwalijk genoomen en haar toevlugt genoomen tot haar vrouw moeder, die op het nieuwe huijs hier in kost woonde en haar verdere famillie, vermits sij nog int bouwhuijs was en daar gelegenthijd hadt, veel opstant gemaakt, Ja, soo verre dat zij d'Eerw. pater wilde weg hebben. t'Welke de susters gewaar wordende hebben daarover geschreven aan | |
folio 241Zijne Excelentie de nuncius en de geheele gemeente met groote liefde en eendracht geteekent om zijn Eerw. te behouden, dat ook is geschiet. Dit haar niet luckende heeft gemaakt, dat zij zelve daaruijt mogte gaan. Op wat voorwensel is Godt bekent, dog op conditie weer in een ander clooster te gaan. Welk simpel consent ons van den Amplissimus van Emmerik, die in persoon hier kwam getoont wierd en dat in stilte bij avond zoude geschieden. En d'uijtgave, de helft van de metgave, g'accordeert, is vertrocken de 9 julij 1748 des avonds om 7 Uren. En in de stadt den geheele nagt gelogeert, met schrijven overbragt. Haar vrouw moeder was al in meij voor haar vertrocken. Wij hebben nog bij meer andere ondervindinge, dat het niet goed is, de moeders der religieusen hier in de kost woonen. Zij hadde order om weer in een ander clooster te gaan, maar hebben lang overal int ront gerijst om haar weer int klooster te krijgen, maar wilden nergens haar aannemen. Soodat sij genootzaakt is geweest voor de twede reijs, biddende en smeekende, bij d'Urselinnen tot Elten die 6 a 7 zaamen in een huijs woonden en nog geen klooster hadden, te vertrecken. Door d'abdessinne van Elten daar toe als gedwongen, die sij moesten ontsien, met welke hulpe daar na een clooster gebouwt is. Zij had daarna wel spijt, als ook haar vrienden die verschijde maelen gesogt hebben haar hier weer in te hebben. Edog is daar nog stantvastig gebleven en soo wij hoopen wel afgestorven. Godt geve haar d' eewige ruste. | |
folio 242D'Eerw. oversten dit geval seer ter herten namen en d'Eerw. pater die reets een longteering had, daardoor erger wierd, en d'Eerw. mater een pleuris kreeg. Bij ons slegt uijtzag, dog deese bitterhijd kwam Godt versoeten van een brave, welhebbende religieus die op St. Jacob binnen kwam. d'Eerw. pater wat beter en d'Eerw. mater herstelt, soo trak die Juffr. de cap aan op onse L. Vrouw geboorte en was den heugelijke dag het convent 300 jaren gestaan had. Hetwelk met groote plegtigheden en vreugd geviert wierd, waar van d'juffrouw de goedhijd hadde dit alles te bekostigen. Een juffrouw hier | |
folio 243woonende, die de poesie verstont, maakten op dit dobbelfeest een fraij gedigt en vierde 3 dagen met solemnele missen en predicatien, bij uijtnementhijd schoon. De kerk wierd ongemeen verciert, het autaarstuk wierd uijtgenomen en diep in daar nog een autaar in gemaakt, op welke men stelde het beelt van onse L'Vrouw uijt de kast op de kamer met haar best versiercel. Aan weerskanten beelden, levensgroote, knielende, aan d'eene kant St: Elisabeth, de silvere lamp daar middenin, want midden door de kerk boven de communiebank en besijden de klijn autaren waren versierde latten met festonnen, daarop veel pennen met brandende kaarsen. De lijst van t'autaarstuk met versilvert en vergult rankwerk, met corenaeren en druijven op die mannier als de zilvere boog, van t'tabernakel hoog boven den autaar en boven den orgel en langs geremmelte voor t' choor, waren. Weerskanten de beelden waren veersen met groote letters op bortpapieren geplakt, rontom met blomwerk versiert. | |
[pagina 92]
| |
folio 244Zinspeelende de veersen op t'feest en met uijtstekende letters het jaargetal uijtmakende. Dit bleef alttegaar staan tot na t'feest van St. Elisabet. Na deese vreugde volgde wedrom geen klijn onweer. Met het vieren van dit feest hadden wij afgenomen t'wapen van de voorgenoemde freule, dat boven den autaar, vermits int convent komende, den autaar voor een kerkenpresent vernieuwt hadden en in plaats van dat t' wapen van de Hl Kerk gestelt, dat nu boven St: Franciscusautaar hangt. t'Welk niet onreedelijk scheen, edog haar adelijke famillie nam dit soo kwalijk, dat sij ons met geregt van Cleef daar over aandeeden. t' Convent niet graeg weer wilden ophangen, zijn daar over in proces geraakt. Dat wij verlooren en wel F500 gld gekost heeft, ons leerende met onse groote schade liever wat toe te geven als ligt in proces te treden. |
|