folio 204
Den 17 October 1736 zyn van Amsterdam hier gekomen twee meesterbaasen, als Monsr Verhoeven wegens het metzelwerk en Monsr Langkruys wegens het houd en timmerwerk en gesien, hoe bouwvallig het gebouw des oude siekehuys en dat daer aen toebehoorende was. Soo dat het wonder is geweest is, dat het in de volgende winter door de harde winden niet ingestort is. Sy hebben dan een bestek en afteykeninge gemaekt van 't nieuwe gebouw en een overlegh wat er toe van nooden was ten naesten by.
Den volgende dagh is d' Eerw. mater voor de middagh by onse Eerw. pater geweest om te vermeemen wat syn Eerw. gevoelen was en of die het meede toesting. En heeft daer op geantwoort:
‘Ick kan het niet aenraeden, nog afraeden, maer wanneer alle de koorsusteren te vreede waren, dat ik het dan wel lyden moght.’
Op die middag heeft d Eerw. mater alle de koorsusteren op de kamer beroepen en het zelve hun voorgestelt en dat het convent nu nog doen konden zonder geld op te neemen. Sy waren allegader te vrede en hebben het toegestaen. Hier op is geresolveert dat de twee meesterbaasen in de winter de steenen, kalk en houd zoude gaen bespreeken en koopen en dat in de winter veele vensters, deuren en houd zoude bewerkt worden om in 't voorjaer soo veel te rasser met met timmeren en metzelen voor te gaen en spoedigen.
In de maand van december is den heer Backer, borgemeester, overleden, hebbende maer een jaer dat ampt bedient, zynde veel ziek geweest.