Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen (1667-1752 en 1782-1801)
(2014)–Anoniem Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen– Auteursrechtelijk beschermd(Gelders Archief 0566-33) H.K.H.-Documentatiecentrum VIIa6
folio 771709Den Doorluchtighste Heer Ioannes Baptista Bussi, AertsBisschop van Tharsis en Nuntius Apostolicus van den Paus te Ceulen, heeft in het eynde van voorleede iaer als in 't begin van dit iaer overal geschreeven brieven gesonden waerschouwende en verbiedende aen alle gelovige te kerke te gaen of Misse te horen by de ongehoorsame priesters of in kerkelyke zaaken met haer gemeenschap te hebben. Dusdanige brief heeft den Doorluchtige Heer Nuntius Apostolicus aen onse waarde mater en convent gezonden in de maant van januarius 1709. Die de geheele gemeynte is voor-geleesen. En van die tyt af volgens het bevel van den Doorluchtighste Heer Nuntius Apostolicus, soo zyn sommige van de religieusen op den 2 februarii 1709 uyt de Misse van den Eerw. pater Iacobus Hellingh gebleeven en wierde doen eenige tyt bedient door een Eerw. pater capucyn van Cleef. Hiermede is het niet gebleeven, maar den selven Doorluchtighste Heer Nuntius Apostolicus heeft ordre gegeeven van niet te bidden voor de overledene, die onder de ongehoorsame priesters gestorven waaren. ‘Wy verbieden ten eenemael, dat de gebeeden voor die geene, dewelke onder de sorge van wederspannigen mochten afgestorven zyn, by de gehoorsamen geschieden.’ Dit syn de eyge woorden, die den Heer Nuntius Apostolicus in syne brieven gebruykt. Ons convent dan zynde in groote verlegentheyt en konnende onse Eerw. pater Hellingh om syne ouderdom | |
folio 78en vorder om dit gegeeven bevel van den heer nuntius soo en mochte de religieusen haar niet bedienen van syn Eerw. Functie. Soo hebbe wy verscheyde brieven aen syn Hooghwde Hr Vicarius Apostolicus geschreeven, te samen te kennen gevende, dat onse wensch en versoek was, of den Eerw. Heer Petrus van Beest geestelyke bestierder des klooster te Emmerick, ons tot een pater en overste mogh gegeeven worden, des te meer dat niet alleen onse susters allegader daar toe geneegen waren, maar selfs onse Eerw. pater, die anders niet en wenschte, als dat den Eerw. Hr van Beest hier soude komen en dat hy wel bereyd was de regeeringe des convents aen hem over te geeven. Syn Hooghwde., dit bemerkende en zynde ons zeer geneegen om te helpen, en op dat wy in rust zoude blyven, die heeft daerover dan aen den Eerw. Hr van Beest, te Emmerik zynde, geschreeven en hem versocht om te Huyssen te komen en ons klooster te regeeren. Den Eerw. Hr van Beest heeft aen syn Hooghwde. geantwoort, dat om de menighvuldige sneeuw en ongewoone koude de weegen niet bruykbaar waren om te reysen, maar dat hy, soo ras als het reysbaar weer was, na Huyssen soude gaan en zien zoude, hoe het daar gestelt was. En wy van onse kant hielen niet op van verscheyden brieven aen den Eerw. Hr van Beest te schryven en te smeeken ten aldereersten gelieven over te komen en sigh over ons t'ontfermen. Ontrent dan half Vasten wanneer de weegen begonnen reysbaar te worden, is onsen bouwmeester te voet na | |
[pagina 30]
| |
Emmerik gegaan, want men kon noch met paart noch met kar van hier tot aen den anderen kant van den Rhyn komen om het ys, waermede al alle de wyden noch bedeckt waaren. Onse kneght dan te Emmerik komende heeft een kar gehuurt die den Eerw. Hr van Beest tot het Looveer gebracht heeft. Van weerkanten des Rhyns de velden met ys bedeckt zynde moeste daer over gaan en vielen zeer dikmaels door dat holle ys, soodat het wonder was, dat sy verscheyden rysen de beenen niet gebrooken hadden. Maer God haer bewarende zyn se noch wel te Huyssen gekomen. Den Eerw. Hr van Beest bleef twee weeken by ons en konde weegens de conditie met onse Eerw. Pater niet overeen komen. Den Eerw. Hr van Beest versocht dat onse Eerw. Pater schriftelyk de regeeringe des convents zoude afstaen ende overgeeven en onse Eerw. pater wilde het mondelingh doen, maer niet schriftelyk. Ten andere onse Eerw. pater pretendeerde nu en dan het officie te doen en de functie voor de susters, dat den Eerw. Hr van Beest niet konde toestaan zonder toestemminge van de geestelyke overigheyt. | |
folio 79Soodat den Eerw. Hr van Beest in de passieweek tot onse droefheyt weder na Emmerik gekeert is zonder met malkanderen overeen gekomen te zyn. Dit iaar 1709 was soo een harde straffe winter dat by menschen gedenken noyt geweest was, want alle het winterkoren doot gevrooren was. Dogh den Heer gebenedyde het lant soo veel te meer door het somerkoren, dat daer meerder verkoft wiert, als men ooyt van te vooren soo van het winter- als somerkoren tesamen verkoft had. De wyngaarden en alle de meeste fruytboomen waren ook doot gevrooren. En in deese felle koude soo is daar een groote swaare brand geweest op den 17 ianuarii, wesende de dagh van St Antonius. Deese brand was dicht by de schuur van onse school. Het water, daer men de brand mede zoude blussen, bevroor in de tonnen en emmers, soodat die van de stad en wy van ons klooster het water aen alle kanten heet moesten maken om dat uyt te blusse. En door verscheyde reliquien, die de susters van ons convent daer toe gaven, is de brand miraculeuselyk opgehouden. Doen den brand geblust was, doen hebben sy het koren en het hooy, dat noch in den bergh gebleven was daer den brand was geweest, hebben sy met karren laten brengen buyten op de stadtswart, daer wy de karre van ons convent ook toe gebruykt hebben om dat koren te vervoeren. God den Heer heeft ons miraculeuselyk dan van die brand bevrydt, soo dat het convent daer geen schaaden by heeft gehad. | |
folio 80Om weder tot ons vorige propoost te komen, ondertussen wy waren in de grootste verlegentheyt. Een fraterheer van Emmerik, Hr de Greef, quam hier om de H. Misse te leesen, maer kost niet prediken, soodat wy die paaschen zonder sermoen waren. Evenwel wy gaven de moed niet verloren, maer hebben door bidden onsen toevlught tot God genomen, die de syne niet en verlaet. En hebben door brieven soo veel uytgewerkt, dat den Eerw. hr van Beest elf dagen na paeschen by ons wederom gekomen is om te zien, of syn Eerw. met onse Eerw. pater overeen komen konden. En doen is het geluckt, daar wy God voor dankbaar zyn. Ten eersten wegens nu en dan eenige functie te doen voor de susters, seyde den Eerw. Hr van Beest wederom daer over te sullen schryven aen de Geestelyke Overigheyt en soo die het niet toestingen, dan zoude onse Eerw. pater daer van afstaen. En wegens het afstaan en overgevinge van de regeeringe des convents, is niet alleen mondlingh, maar ook schriftelyk geschiet, maer met conditie, dat het geschrift zoude toegezeegelt worden en door den Eerw. hr van Beest eerst na den doot van den Eerw. pater zouden geopent worden, soodat alle byde heeren met haer signet den brief toegezeegelt hebben. En na de doot van de oude Eerw. pater hr. Hellingh, heeft den Eerw. hr van Beest den brief toegezeegelt getoont aen alle de raatsusters en in haare tegenwoordigheyt is de brief doen eerst geopent. Den inhoud, waer mede d'Eerw. hr Iacobus Hellingh afstaat de regeeringe des convents aan den heer Petrus van Beest, is als volgt. | |
folio 81In den Naam des Heeren Amen | |
[pagina 31]
| |
Aengesien myne hooge ouderdom en swackheyt des lichaams niet toelaten, dat ik myne gewoonlyke dienste en functie meer waerneeme, op dat de susters en religieusen van St Elisabeth Convent binnen Huyssen daar door geen ongeleegentheyt zoude hebben, soo is 't dat ik onderschreeven de regeeringe des kloosters in 't geestelyk voor altyt vrywilligh overgeeven aen den Eerw. hr Petrus van Beest, opdat die het clooster in 't geestelyke bestiere met alle sondagen en heyligedagen en werkendagen op den gewoonen tyt de misse te leesen, te prediken, capittel houden, bieght te hooren, de susters op het uyterste te berechten met laaste Heylige Sacramenten, met de ceremonie van inkleeden en professie te doen, met altyt de vespers en lof te doen en alle andere functie waar te neemen. Soo noghtans dat volgens het gemaakte accoort tussen my en de religieusen, ik myn iaarlykse onderhout en tracktement of pensioen zal genieten en behouden. En tot een teeken dat dit myn wil en genegentheyt is, sonder van imand daer toe gedwongen te syn, soo is 't dat ik vrywilligh dit accoort en geschrift met myn eygen hand onderteekent hebbe binnen Huyssen, den 15 april duysent seven hondert en negen. | |
folio 82Petrus van Beest Iacobus Hellingh Dit accoort getroffen zynde, is ons convent zeer verblyd geweest, ziende, dat wy daardoor in eenigheyt en vreede soude blyven, en ons convent behouden zyn. En vermits de parthye, die den Aartsbisschop van Sebasten aenhingh en die aen de beveelen en ordonnantie van Roomen ongehoorsaem waren, over al waer sy konden, de gehoorsaeme priesters met Romen houdende veel moelykheden aendeden, soo heeft daerenboven ons convent een schriftelyk accoort met den Eerw. heer van Beest ingegaen daer over, als onse pater. En door dien den Eerw. hr Petrus van Beest op die conditie was geestelyke bestierder des convents van St Agnes te Emmerik, dat aldaer niet verbonden was, maer ten alle tyden kon vertrecken met conditie van drie weeken te vooren te waarschouwen, soo is dan den Eerw. hr van Beest na Emmerik gereyst om aen de susters aldaer bekent te maken, dat alhier pater was. En in syne Eerwde. afwesentheyt zyn wy bedient van een fraterheer te Emmerik, te weeten heer Wanners. | |
folio 83Ontrent deese tyt is eenige moeylykheyt den Eerw. Hr Laurentius Pilsen, capelaan van Huyssen, overgekomen om het geene syn Eerw. verleede iaar wegens het publiceeren des iubileè op de predikstoel geseyd hadde en buyten aen de Karbrug gepubliceert. Soodat daar over van de wereltse overigheyt op Goede Vrydagh van syne bedieninge is gesuspendeert en ook boete of breuke daer voor moeten betalen. En dat heeft tot s'maendagh voor onse Heere Hemelvaart geduurt, wanneer voor de eerste rys in de parochiekerk heeft wederom begonnen de misse te leesen. En alle die tyt was er geen vroege misse op de geboden H. dagen noch sondaghs en veele van syne penitenten hebben haer Hooghtyt van Paeschen niet gevoegelyk konnen houden. De drie weeken verscheenen zynde, dat den Eerw. hr Petrus van Beest te Emmerik was geweest om de susters van syn vertrek te waarschouwen, die daar over zeer bedroeft waren, want syn Eerw. over de vier iaaren aldaer geestelyke bestierder des convents geweest was, veele moelyckheeden uytgestaan, en het convent tot stilte en eenigheyt en liefde gebraght, soo is dan d'Eerw. Hr Petrus van Beest den 16 mey, zynde donderdagh voor Pinxteren, van Emmerik vertrocken en op de namiddagh alhier gearriveert tot blydschap van ons allen. En wy hebben syn Eerw. als onse Eerwaardige pater ontfangen met liefde en genegentheyt en heeft gerustelyk en met vreede syne functie gedaen. En door dien daer groote oneenigheyt in de stad Huyssen was en die aen Romen gehoorsaem waren, niet konden resolveeren in de misse of prediekatie van den | |
[pagina 32]
| |
eerw. Hr Holle te gaen, soo is na dien tyt op sondagen en Heylige dagen onse kloosterkerk soo vol van menschen gepropt geweest, dat de menschen onmogelyk allegader konden knielen. Iae, buyten de kerk was soo veel volkx, die niet konden in de kerk komen, datse buyten op de wegh tot dight by het kerkhof van de parochiekerk bleeven staen om de H. misse te hooren. En den Eerw. hr. Pilsen, capelaan, op sondagh de hooghmisse zingende in de parochiekerk, wanneer na het H. Evangelie van Hr Holle wiert geprediekt, die aen Romen gehoorsaem waren, gingen of uyt de kerk of sy quamen met de anderen wederom in de kerk na de prediekatie, als het Credo gezongen wiert, soo dat het getal van die geene die in 't sermoen van den Eerw. Hr. Pastoor Holle bleeven, niet al te groot was. En dit heeft geduurt soo langh, totdat den Eerw. Hr Holle sigh aen syn wettige geestelyke overigheyt onderworpen heeft. | |
folio 84Deese soomer in de maant van Iulius onse Eerw. Pater Hr. van Beest, eenige dagen te Emmerick zynde en hebbende imand in syne plaets gestelt om de functie te doen, d'oude Eerw. pater Hr Hellingh belettende dat die priester het donderdaghse lof zoude doen en het selven selfs doenende, dat nochtans tegens het accoort was met de Eerw. Hr van Beest ingegaan, sommige zyn uyt het lof gegaen. En onsen Hoogwaerdighsten Heer Vicarius Apostolicus, AertsBisschop van Adrianopolen, dit te Ceulen vernomen hebbende, heeft dit soo qualyk genomen, dat syn Hooghwde. daar over een scherpen brief aen 't convent geschreeven heeft, ons drygende, indien dat ooyt wederom voorviel, dat den Eerw. heer van Beest soude aenstonts ordre krygen om het klooster te verlaten, en van ons wegh te gaan, en ons verlegen laten. Den oude Eerw. Hr Hellingh ziende dat dit soo hoogh opgenomen wiert, heeft noyt naderhand iets diergelyks ondernomen en de twee Eerw. heeren hebben met malkanderen in rust en vreede geleeft, behalven dat se in kerkelyke saeken met malkandren geen gemeenschap hadden. Want den ouden Eerw. pater hr Hellingh op werkendagen de H. misse leesende voor die uyt de stad daer in quamen, las de H. misse, als de susters van 't koor waren. Op sondagen las syn Eerw. na de predikaatie van den Hr. Holle, onder de H. misse van den Eerw. Hr Pilsen. En op de Heylige dagen, wanneer den Eerw. hr Pilsen moest predieken, deede syn Eerw. de misse voor syne penitenten uyt de stad onder de predikatie van den Eerw. Pilsen, capelaen, tot syne doot toe. | |
folio 85In dit iaer is den 26 april in den Haege uyt gekomen een placaet van de Heeren Staaten van Holland tegens syn Hoogw. Adamus Daemen, Vicarius Apostolicus, en tegens den Hr Nuntius des Paus tot Ceulen resideerende, behelsende onder andere, dat niettegenstaende Adam Daemen. kanonick tot Ceulen, door den paus Vicaris Apostolyk aengestelt in de plaats van Gerardus Potcamp, getraght hadde admissie van den staat te bekomen, deselve noghtans niet hadde konnen verkrygen. Evenwel den voornoemde Adam Daemen sigh voor vicaris tracht uyt te geven. Ook dat den nuntius van den paus tot Ceulen al omme binnen deese provincie van Holland, soo met verleenen van missien, het zenden van bullen, het schryven van brieven, als andere actens te pleegen, de functie van het vicarisschap effective quam waer te neemen, niet tegenstaende wy tegens sodanige infractien van onse | |
folio 86voorschreeven placaete soo mennighmaal hadden voorzien. Soo is 't dat vervolgens den voorschreeven Daemen, wiens versoek tot de gerequireerde admissie is afgeslaagen, sal werden geinterdiceert soo als de selve geinterdiceert wert mits deesen, het voorschreeven vicarisschap in eeniger manieren te exerceeren. Ende dat niemand de selve in die qualiteyt sal hebben te erkennen ofte te obedieeren, op poene als vooren (van arbitralyk te zullen werden gestraft) en dat alle het geene hy op die naam zouden mogen verricht of geordonneert hebben, voor nul en van geender waarde sal worden gehouden. Gelyk ook voor nul en geender waarde sal worden gehouden, al het geene de nuntius tot Keulen, als voorschreeven is ende contrarie onse voorgemelde intentie, binnen dese landen heeft verricht ende geordonneert ofte nogh zoude | |
[pagina 33]
| |
mogen komen te verrichten ende te ordonneeren, gelyk als al het selve voor nul en van geender waarde gehouden wert by deesen. Met last en ordre, dat niemand, wie het ook zoude mogen weesen, eenige sendingen, beveelen, ordres of diergelyke van den gemelden nuntius of te den voorgenoemde Adam Daemen ofte van ymand, wie het ook zoude mogen weesen en die al voorens by de Heeren onse Gecommiteerde Raden niet geadmitteert moghte weesen, het sy directelyk ofte indirectelyk, sal hebben te erkennen, respecteeren ofte obedieeren ofte in eeniger hande manieren haar daer na te gedragen, op poene van duysent Caroli guldens tot laste en tegens die geene, die contrarie komt te doen, te appliceeren. De eene helfte ten behoeven van den officier, die de calangie zoude komen te doen, ende de andere helfte ten profyte van den aenbrenger, alles boven de poene van arbitrale correctie hier boven gestatueert. | |
folio 87Wyders wort den voorschreeven Adam Daemen by deese verboden, soo lange hy van de voorschreeven pretense aenstellinge als vicaris niet schriftelyk sal hebben afgestaan, binnen deesen landen te komen op poene van onse hooghste indignatie....... etc. Gedaan in den Haage onder het kleyne zegel van den landen desen 26 April 1709.Ga naar margenoot+ |