In dit jaar 1679 is heer Codde, die doen soo langh de sustere bieght gehoort hadde, van hier vertrocken, om tot Uytrecht in den Hoeck als capellaan bij heer Brienen te zijn en doen wiert heer Stalpert weder tot ons bieghtvader gestelt.
In dit selfde jaaar 1679 stelde Sijn Hooghw. Heer Joannes Neercassel den heer Henricus Pauw tot pater van ons convent. Maar omdat het een ongehoorde saak was, die Sijn Hooghw. Heer beliefde daar bij te voegen, dat dito heer soude zijn als een lidtmaat van 't convent, en recht soude hebben als eijgenaar te leeven van 't convents goed. Dat door Sijn Hooghw. Heer een sendingh of brief was opgestelt, die door d'Eerw. mater en geheele gemeente most ondertykent worden. En bij aldien men wijgerigh was, wiert gedrijght, dat men geexcommuniceert soude zijn. D'Eerw. mater volgens haar oordeel en conscientie heeft het de gemeente voorgedraagen dat sulckx in conscientie niet kosten doen, soodat een ider besonder in de tralie most komen om dat dan te hooren en te ondertykenen, te weten bij heer Stalpert en heer Pauw. Want nadat Sijn Hoogh. Heer deese saak op 't choor voorgedraagen, wiert sieck en die sieckte vertrok hier vandaan met heer van Heussen, latende heer Stalpert om dit vorder uyt te voeren. De sustere wilde niet in de tralie komen als in de tegenwoordigheijt van d'Eerw. mater. De heeren, ziende dat met de susters niet na haar genoegen koste voort komen, begeerde dat d'Eerw. mater uyt de tralie soude gaan, dat haer Eerw. nogh de susters niet begeerde. Waar op haar concept en voorneemen achter bleef en de susteren haar recht behielen. Deese heeren soo van ons convent vertreckende tot verargernisse van de geheele stad en lieten ons sonder priester. Seijde tegen de pastoor en andere, dat wij rebelle tegens den bisschop waren en daar over geexcommuniceert.