Voor de Kajuit.
3 Ankers Franse wijn. |
2 Ankers Brandewijn. |
1 Anker Genever. |
Een half Oxhoofd Asijn. |
100 Eijeren. |
50 Lamoen. |
8 Pond Suijker, Siroop en eenige Specerijen. |
Alle dese toe-rusting, en Fiktalij t'Scheep sijnde, werd al het Volk t'Scheep ontboden om te monsteren, en geld op de hand t'ontvangen, na dat elk sig verhuurd heeft. t'Sij bij de maand bij de reijs, bij de Vis, of bij 't Karteel. Welke monstering aldus toe gaat.
De Commandeur en Boek-houder sijnde Bewind-hebber gaan in de Kajuijt, en laten door de Kajuijt-wagter een voor een binne komen. De Commandeur geniet voor een pot wijn op de hand, 100. 125. 150. gulden, behalven 't geen hij van 't Karteel, 't sij 20. 25. 30. stuijvers bedongen heeft. Dan volgt de Stuurman, krijgende op de selve wijs 40. 50. 60. gulden, van 't Karteel 13. 14. 15. stuijvers. Ijder Harpoenier 40. 50. gulden, van 't Karteel 12. 14. stuijvers. Ijder Spek-snijer (die gemeenlijk Harpoeniers sijn) geniet 5. gulden van de Vis, boven de hand-gift, en 't loon van 't Karteel.
| s' Maands. |
Timmerman | 36. gulden |
Chirurgijn | 28. |
Hoogbootsman | 26. |
Kok | 26 |
't Gemeen bevare Volk elk | 18. 19. 20. |
Onbevare en half-wasse Brasems. | 12. 13. |
Stuurder op de Sloep van de Vis 2. 3. gulden. Lijnschieter van de Vis 30. 40. stuijvers. Die bij de Vis Vaart van 't gemeen bevare Volk, krijgt somtijds, 6. 10. 15. gulden op de hand; en van de Vis, 15. 16. gulden.
De monstering gedaan, en 't Volk geld ontvangen hebbende, gaan 2. 3. dagen weder na Huijs, om, van Kleeren, Bultsak, Medicijnen, en Scheeps-banket, sig voor sien hebbende, dan weder t'Scheep te komen. Sij nu t'Scheep, klaar, en seijl-ree sijnde, krijgen een Loots bij hen om hen in Texel te brengen. Ondertussen nemen 2 Mannen de wagt waar; beginnende van de Boodsmans koij af, en so voort, met de Son om, rond om 't Schip; alle 2 koijen elkander verposende tot Texel toe; (dog die haar Vrouwen t'Scheep hebben, sijn dan vrij.) Alwaar sij weder een andere Loots krijgen. Dan roept de Commandeur alle Man tot de minste toe bij sig, seggende: Stuurman gaat gij daar staan, Harpoenier N. daar. Timmerman en Bootsman komt gij bij mij; Kok bij Stuurman, Schieman bij de Harpoenier. De rest van 't Volk nog bij een staande, kiest elk die hij liefst heeft; De Commandeur eerst, dan de Stuurman, en dan de Harpoenier, een kiesende, gaat so om tot de leste toe. Dit gedaan sijnde, vraagt de Commandeur, wie heeft de eerste wagt? en antwoord self, de Stuurman. Waar op de Harpoenier seijt, dan komt mij de honde-wagt, en de Commandeur de dag-wagt.
Ondertussen werd'er na 't oud gebruijk geroepen, slapers, pompen.