De koopmansgilderol van Deventer 1249-1387
(1978)–Anoniem Koopmansgilderol van Deventer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |||||||||||
Naamlijst van de personen vermeld in de gilderolI. Verantwoording bij de klapperDe koopmansgilderol geeft op het moment van hun intrede in het gilde de namen der broeders in de vorm van een doopnaam, meestal gevolgd door de volledige naam van de vader. Onder volledige naam van de vader dient zowel te worden verstaan de doopnaam van die vader, als ook de aan die doopnaam toegevoegde achternaam. Deze achternaam kan zijn: a) een familienaam, b) een patronymicum, c) een aanduiding van beroep of herkomst. De achternamen der vaders vallen dus in drie categorieën uiteen, ten gevolge waarvan met de namen van de gildebroeders hetzelfde geschiedt. De namen dezer laatsten hebben derhalve - afhankelijk van de categorie van de achternaam van de vader - de volgende vormen, bijvoorbeeld:
Dit alles bij de intrede van een gildebroeder. Wanneer echter - in een later stadium - deze zelfde persoon in de rol opnieuw wordt genoemd (meestentijd als vader van een jonge gildebroeder, of als borg voor een nieuw lid), dan wordt zijn naam in een minder plechtige vorm genoteerd, en beperkt de gildesecretaris zich tot de vermelding van een doopnaam en van een daaraan toegevoegde achternaam. Deze achternaam kan eveneens zijn: familienaam, patronynicum, of aanduiding van beroep dan wel herkomst. In vergelijking met de drie elementen waaruit de naam van de gildebroeder was opgebouwd bij diens intrede (eigen doopnaam + vaders doopnaam + vaders achternaam) is derhalve bij een latere vermelding één element weggevallen. De eigen doopnaam wordt uiteraard opnieuw genoemd, maar tussen de doopnaam van de vader en diens achternaam wordt een keuze gedaan. De wijze van kiezen is niet constant. De ene gildebroeder blijkt in later jaren zijn vaders doopnaam tot eigen achternaam te hebben verkozen - | |||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||
zodat van deze gildebroeder de naam de vorm vertoont van een doopnaam + patronymicum -, de andere broeder gebruikt de vaderlijke familienaam als achternaam, of de vaderlijke herkomst dan wel beroepsaanduiding. Op het moment van intrede in het gilde bestaat dus geen zekerheid ten aanzien van de vorm die de naam van deze gildebroeder zal vertonen bij een latere vermelding in de rol. Hierop geldt slechts deze uitzondering dat men moet aannemen dat personen, wier vadersnaam bestond uit een doopnaam + patronymicum, wellicht de vaderlijke doopnaam tot patronymicum zullen vervormen, en zeer zeker niet het door de vader gevoerde patronymicum als eigen familienaam zullen gebruiken. Het zal immers duren tot de achttiende eeuw voordat men namen die naar de vorm patronymica zijn, als familienaam begint te gebruiken. De onder a - c genoemde intredenamen kunnen derhalve op een later moment de volgende vormen vertonen:
De intredenamen zijn in de volgens bovenstaand voorbeeld uitgewerkte vormen in de klapper opgenomen, en bovendien in deze vormen tweemaal vermeld, nl. zowel op de doopnaam als op de achternaam. In de zeldzame gevallen dat de volledige achternaam van de vader een uitgebreider vorm kent dan de hierboven beschrevene, bijvoorbeeld een combinatie van herkomstnaam, beroepsnaam, familienaam en/of patronymicum, zijn al deze elementen in de klapper verwerkt. Is echter het beroep van de betreffende persoon bekend uit een andere vindplaats dan de koopmansgilderol, dan is deze beroepsaanduiding in de klapper wel vermeld achter de betreffende naam, maar zelf niet als onderdeel van die naam beschouwd, dus evenmin als alphabetiseringselement. De hypothetische vorm die de achternaam van de gildebroeder, afgaande op zijn naamsaanduiding bij de intrede, kan aannemen, wordt in de klapper aangegeven door deze achternaam te plaatsen tussen ronde haken ( ). Zo vinden wij bijvoorbeeld in regel 250 de intrede van Reinerus, filius Johannis Aurifabri. In de klapper is deze vermelding verwerkt als (aurifaber), Reinerus, filius Johannis Aurifabri, 250 en als (johannis), Reinerus, filius Johannis Aurifabri, 250. Immers de mogelijkheid bestaat dat deze gildebroeder, elders op de rol of een andere bron, als Reinerus | |||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||
Johannis dan wel als Reinerus Aurifaber voorkomt. De namen worden in de klapper vermeld volgens de moderne spelling, tussen vierkante haken [ ] is de originele schrijfwijze gegeven waarbij minuscule afwijkingen werden verwaarloosd. Bij de moderne spellingswijze der namen werd bovenal Van der SchaarGa naar voetnoot1) gevolgd, aanvullend eveneens BachGa naar voetnoot2) en FörstemannGa naar voetnoot3), terwijl meer in het bijzonder voor de herkomstnamen de schrijfwijze werd gevolgd van de lijst van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig GenootschapGa naar voetnoot4), indien althans het dagelijks gebruik niet al te zeer van deze lijst afwijkt. Wanneer een in de klapper aangegeven regelnummer op de intrede als gildebroeder slaat, is achter deze verwijzing tussen ronde haken het jaartal van de betreffende intrede geplaatst, somtijds gevolgd door de afkortingen ma. of mi., namelijk in het geval dat bekend is of deze intrede de maiori dan wel de minori plaats vond. De gebruiker zij gewaarschuwd dat wanneer als jaar van intrede een zekere periode wordt aangegeven in plaats van één enkel jaar, hij in dat geval te maken heeft met een datering die binnen de grenzen van het vermelde tijdvak vallen moet. Mocht van een persoon bekend zijn dat hij optreedt als borg, dan staat zulks eveneens aangegeven door middel van een bepaald jaartal - of bepaalde periode - gevolgd door de afkorting fid. Indien de gilderol van een bepaalde persoon vertelt dat hij op het moment van de vermelding niet meer in leven is, dan is achter de verwijzing het jaartal van deze vermelding tussen ronde haken aangegeven, voorafgegaan door het kruisteken †. Het overlijden heeft derhalve plaatsgevonden in het genoemde jaar of vroeger; dit laatste is des te waarschijnlijker omdat de inauguraties werden gehouden in de eerste weken van het nieuwe jaar. De volgorde der namen is alfabetisch-lexicografisch, met die uitzondering dat de patronymica zijn geplaatst achter de doopnamen waarvan zij zijn afgeleid, dus arnoldi achter arnoldus. Tussen ronde haken is met Romeinse cijfers aangegeven op de hoeveelste persoon van een bepaalde naam de verwijzing betrekking heeft: (aurifaber), Johannes (II), filius Reineri Aurifabri (II) wil derhalve zeggen: Johannes (Aurifaber), tweede van die naam, zoon van Reinerus Aurifaber, tweede van die naamGa naar voetnoot5). De afkorting f. betekent filius. |
|