De koninginne van Hongaryen
(1746)–Anoniem De koninginne van Hongaryen– AuteursrechtvrijVois: Piet en Tryn.
DUizend kusjes duizend maalen,
En die zo veel duizend maal:
Als ‘er ’s Winters Sterren pralen,
Aan den hoogen Hemel-zaal,
Als ‘er Water dropp’len loopen,
Op de Spaansen golven grond,
Zo veel kusjes wil ik hoopen,
Van u schoone Rozemond.
Van u kaakjes, die daar gloeijen,
Van het aller-eelste bloed,
| |
[pagina 94]
| |
Van u lipjes, die daar vloeijen,
Van het allersoetste zoet.
Van u oogjes, die my steeken
In myn onverwonnen hert,
Die getuigen, zonder spreeken,
Van mijn vriendelyke smert.
Maar wanneer ik aan de lipjes,
Schier het eelste van u lyf,
Aan u roode kaaken tipjes,
Als een Mossel, hangen blyf:
Daar in zie ik nog u stralen,
Nog u kaakjes, nog u mond,
Daar gy schoonste mee gaat pralen
En ik mijn vermaak in vond.
Dan zie ik geen lagjen schynen,
Dat mijn smarten, dat mijn pyn,
Dat mijn droefheid doed verdwijnen,
Als een Zomer Zonneschyn:
Daar voor mijne zorgen lossen,
Als een digte nevel-nagt,
Tot Apol zyn vlugge Rossen
Aan den Hemel heeft gebragt.
Laas! hoe kwalyk komen d’oogen,
Met de lippen over een,
Hoe vind ik my dan bedrogen,
Wat een stryd is tussen tween:
Mijn gesigt en mag het niet leijen
En wie ’t kussen mijn verbien,
Want, wanneer ‘er kusjes gleijen,
Kan ik Rozemond niet zien.
|
|