De koninginne van Hongaryen
(1746)–Anoniem De koninginne van Hongaryen– AuteursrechtvrijStemme: Leertze van den Zanger.Jongman.
Ach schoonste Engelin!
ach troost van myn gemoet:
ey toont my dog eens wedermin,
Dat bid ik u met ootmoet:
Ik slaef al van u schoonheyt:
Bid al om u Trouken zoet:
‘k Heb u zoo lang gevrydt:
g’Hebt my altyd ontzeyt:
Den Hemel zal ’t getuygen,
wat een droeven Minnaer leyt:
De Zon, en de Maan, en de Sterren aen ’t Firmament:
Die neem ik tot getuygen:
Van myn smert en droef ellent.
Dogter.
Ag Iongman zwygt dog stil!
Ben ik u aangenaam:
‘k Ben dog niet tot u wil:
daerom wilt op een ander gaen,
’t Is nog geen tyd van paren:
Want myn beste vreugt komt aen,
In
| |
[pagina 38]
| |
’t fleur van mynen tyd:
Nog liever wat gevryt:
Als my zoo te begeeven,
In den Huwelyken stryd:
Want als men zit,
In de banden van den Trouw:
Dan is ’t adieu pleysier,
’t Is meestendeel vol druk en rouw.
Jongman.
Waerom ô fiere Maagt,
Het Houwelyk veracht,
Daar ik onweerden Minnaer,
Nu zoo lang heb naar getragt,
Lief gy zult my doen sterven,
Zoo dat gy myn gunst veracht:
Princes al van myn Ziel;
ô Beeld daar ik voor kniel,
‘k Hoop u nog te beweegen:
Al van uwen quaden wil:
Ik, wil, en ik zal:
En ik zweer, en ik moet,
U Ionkhert nog beweegen,
Eer dat het een ander doet.
Dogter.
Iongman u woorden zoet:
En al u loos gevry,
En zullen my niet trekken;
In die groote slaverny:
Wat komt gy met my gekken,
Staakt dan al u loos gevley,
Zou ik zoo jonge Meydt,
Versleyten mijnen tijdt:
Met grollen, en met prollen:
En dat droef kinder gekrydt:
Want als gy zijdt:
In het Huwelijk vol spijdt:
Dan is ’t adieu plaizier,
Adieu de zoete Libertydt.
Jongman.
ô Vreede Tijgerin:
Wie heeft u opgevoed,
Dat gy niet en wilt hooren,
Die hier leijdt in tranen vloed:
Ik zal my nog vermoorden,
Zoo gy my geen troost en doet,
Neemt hier exempel aan:
Zoo Piramus heeft gedaan,
Al om zijn schoone Tisbe,
hoort eens wat hy heeft begaen:
Neemt ook een Zweerdt:
En kapt my{#} van lidt tot lidt,
Mits ik niet mag genieten,
Die myn jeugdig hert bezit.
| |
[pagina 39]
| |
Dogter.
Houd op en schreyd niet meer
Iongman ’t is meer als tyd
‘k Zal u mijn trouwe geven
Ik zien u opregtigheid,
Met u zoo wil ik leven,
Ia tot dat de doodt ons scheid:
Daar is mijn Regterhandt:
Neemt die op trou ter pand:
Myn trou is u geschonken
Want gy hebt de overhandt,
Door u standvastigheid:
Hebt gy ô lieve Vriendt:
Mijn jeugdig hert gewonnen,
En gy hebt het wel verdient.
Besluyt.
Hy kuste haar de handt,
En viel voor haar te voet:
En zeid mijn Alderliefste:
Nu verkwikt gy mijn gemoet
Ziet wat een regte Minnaar,
Om zijn Minnaresse doet,
Parnassus Berg met blijdt,
Vervult met vrolijkheidt,
Laat Bas, Violen klinken,
En dat men een dansjen leid,
Speelt overluit op Violen, Harp en Fluit
En dan nog eens gedronken,
De gezondheit van de Bruit.
|
|