De poppen zijn ziek.
Eenige maanden daarna kwam Klaartje in het magazijn terug.
Haar regterarm was in een' doek gewikkeld.
‘Wel, kindlief!’ zeide de koningin tot haar, ‘vertel mij
eens!... zijt gij tevreden in uwe nieuwe betrekking?’
‘Dat gaat nog al. Mevrouw de koningin!’ zeide Klaartje, ‘hoewel
jufvrouw Louise niet zeer gemakkelijk is. Men moet in de zaal komen,
als het tijd is om in de keuken te zijn. Telkens roept en beknort
zij mij, waar iedereen bij is. Voor de kleinste onachtzaamheid zet zij
mij de kamer uit. Daardoor is mijn arm nu ook gekneusd! Indien
de wezenlijke meiden zulk een lot moeten ondergaan, o! dan ben ik
blijde, dat ik maar eene pop ben!’
De koningin keek ernstig voor zich, terwijl Klaartje vervolgde:
‘Jufvrouw Marie is een allerliefst meisje. Iedereen is blijde, als zij
mede speelt. Zij beveelt met zulk een bedaard en zacht gezigtje,