lang moeten blijven. Met u allen zal het beter gaan. Gij zult voor
meisjes van verschillenden leeftijd worden gekocht. Gij zult veel zien
en vooral veel hooren. Van tijd tot tijd zal men u wel eens weder
hier brengen, om het een of ander aan uw persoon of uwe kleeding
te laten herstellen. Doet mij dan toch het genoegen en vertelt mij
eens, hoe het u in de wereld gaat en hoe ge u daarin gedraagt!’
De poppen riepen allen in verrukking uit: ‘Piep! piep!... Mie!
mie!’ doch zoo hard, dat onze koningin er bijna doof van werd.
‘Men kan wel aan u hooren, dat ge nog nieuwe poppen zijt!’
sprak Hare Majesteit tot haar. ‘Maar ik hoop, als ik u wederzie, dat
ge dan even zoo spreken zult als de jonge meisjes, aan wien ge zult
toebehooren, en ik ben er nieuwsgierig naar, wie van u mij dan het
meest te vertellen zal hebben!’
Op eens hoorde onze koningin een geraas achter zich, alsof er
iemand op klompen kwam aanloopen.
‘Rouic. ouic. ic!’ riep te gelijker tijd eene spotachtige stem. ‘Wat
vertellen die jonge dames daar toch aan elkander?... Rouic. ouic. ic!’
‘Mijnheer Jan Klaassen!’ zeide de koningin, zich omkeerende,
tot den nieuw aangekomene. ‘Ge moogt deelgenoot onzer geheimen
zijn; want, hoewel het uwe gewoonte is, met alles te spotten, zoo
weten wij toch, dat gij een goed hart hebt!... Maar stil! Daar komen
menschen aan! Laat toch niemand bemerken, dat ge kunt spreken,
mijne lievelingen! want men koopt niet gaarne eene pop, die alles
kan vertellen, wat zij hoort en ziet!’