Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Zang: Ie fuy vôtre, &c. O Hemel! dank zy u, Ik ben voor 't minnen schuw, En schep alleen behaagen in uw' macht, Die mijne pijn genadig hebt verzacht. Zy, die My, als een bie, Voor heen behaagde, Die 'k nu eeuwig vliê, My haten doet de braafste Maagde', Mids de fiere pry Veracht het heusch gevry. 2.[regelnummer] Zo dikmaals als de Zon Bestraald uw' Celadon, [pagina 30] [p. 30] Zoo dikmaal looft hy uwe almogentheid, Waar door hem sproot zulk een medogentheid, Dat geen Bevalligheên My konnen strikken: Goede Godd'lijkheên, Laat ik my namaals eeuwig wrikken Uit die valzigheid, Mijn ziel ten zaligheid. 3.[regelnummer] Dan zal mijn hart en long, Mijn maat - gezang en tong, Gestadig zijn gereed tot uwen lof, O Heerscher van het drayend Starren - hof! Ik ken, Dewijl ik ben Vry van beminde, [pagina 31] [p. 31] My kloekmoedigen, En roepen van de Zoch Florinde; Slijm, fenijn en gal Zijn steeds uw' harte-val. 4.[regelnummer] Geen Nimf en is zoo net, Zoo fix van leên gezet; Al swichte Heleen voor haar Alwaardigheid, Al was zy niet dan zuivere aardigheid, Of is Mijn heugenis Geheel ontslopen, Geen gedachtenis Van liefde zal my immer knopen In de vleyery Van Joff'ren - vryery. [pagina 32] [p. 32] 5.[regelnummer] 'k En min geen Juffers meer, Zy zijn doch zonder eer, Vergeef het my dat ik zoo hevig spreek, En, met mijn tong, de goede en quade steek. O neen! Florinde alleen My heeft geteekent; Goede Godd'lijkheên, Ik was, en wierd voor zot gereekent. Dank, ô Hemel! u, 'k Ben voor het minnen schuw. J. Bara. Vorige Volgende