Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Toon: Semblable à voir à la nourrice, &c. WEl, Me - Juffertje, wat mienje Dat mijn zinnen zijn verstaalt? Ja, gelooft 'et vry, ik dienje, Maar, ô lieve Lam! gy dwaaldt, Dat ge meent met lief gestrook Uw' geweze Vrind te kippen; Zulke grollen zijn als rook, En ik schuw' de geile knippen,, ook. 2.[regelnummer] Al die gekke lieve nachjes, Al dat strelen zonder end, Al die overgeve lachjes, Hebben my van u gewend, En al 't gene dat mijn tong [pagina 13] [p. 13] Steeds aan menschen zal ontdekken, Wijl ik 't een, en 't ander zong, En uw' min my tot dat gekken,, dwong. 3.[regelnummer] Eertijds waar ik uw' beminde, Alimene, toen 't gedicht U bejegende als Florinde, En zich stelde in uw' gezicht; Maar nu is 'er niet dan haat In het hart van een ontzinde, Die de zuiv're tucht versmaadt, En alleen haar gal te vinden,, laat. 4.[regelnummer] Vaar dan wel met malle zoetheid, Daar ik my heb aan vergist, Maakt dat braver, vol van goedheid, In uw' minne - vyver vist; Want (eylaci! wat een spijt) [pagina 14] [p. 14] 'k Heb berou van eerste botheid; Die een vals - verliefde vrijdt, Nimmer 't vuil van zijne zotheid,, mijdt. 5. Verder als de Zonne - stralen, In het Westen, met haar gloed, Schrooken Bosschen, Bergen, Dalen, Gaat het leet van mijn gemoed, En het Schou - burg, hoog - geschoeit, Wil uw' schand den Amstel melden, Waar door eeuwig, onvermoeit, Afkeer in der Venus helden,, bloeit. J. Bara. Vorige Volgende