Het tweede deel van de koddige olipodrigo(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] Op dronke drollige Jaap, en zijn snollige ritzige Zoon. JAap zuipt zyn gat zo vol dat hy niet poort-vost wordt, En in zijn Wijven schoot te bedt zyn Bier-stront stort. Zoo duyvels als hy is verslingert op de kan, Zoo weinig drinkt zyn Zoon; maar 't is een Vrouwe-Man, Hy gaat uyt Krollery, en op de Kittel-jacht, En maakt een Venus-dier zijn bulster nacht op nacht. Laatst deed' hy Vaartjes Meit noch dichtjes haar gevoeg, Voor negen Maanden draagt die Sloof daar van genoeg, Daar leit een huisje t'huis! dat 's van den nieuwen tydt, Daar Soon de Meit bestruift, en Vaêr de Moêr beschyt. Vorige Volgende