Het tweede deel van de koddige olipodrigo
(1654)–Anoniem De koddige olipodrigo– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
2.[regelnummer]
Mijn hart, daar gy zo wreet meê leeft,
Wil ik dat gy my weder geeft,
Geeft, zeg ik, my weêrom mijn hert,
Dat van u zoo mishandelt werdt.
3.[regelnummer]
Ik zal 't, ik zweer by Venus troon,
Een geven die niet is zoo schoon
Als gy, maar zachter van gemoet,
En die daar groote weer om doet.
4.[regelnummer]
Die zal my doen al wat zy kan,
Die zal my noemen Heer en Man,
Die zal, wanneer ik haar aanzie,
Wel weten wat ik haar gebiê.
5.[regelnummer]
Die zal door over groote vreucht,
Bekommert wezen wat een deucht,
En wat een vrientschap dat een vrient
In 't geven van zijn hart verdient,
| |
[pagina 140]
| |
6.[regelnummer]
Maar neen, al waard gy noch zo straf,
En zond my daadlijk na myn Graf;
Of kan'er grooter quaat geschien,
Dat wensch ik noch veel eer te zien.
7.[regelnummer]
Als dat ick u verlaten zou,
En die verkiezen tot een Vrou,
Die my wel vriend'lijck is en bly;
Maar nergens na zoo schoon als gy.
8.[regelnummer]
Neemt dan mijn hert in uw' genaad,
En leeft daar meê zoo gy 't verstaat,
Het zy hoedanig, zacht, of fel,
Hoe dat gy 't maakt gy maakt het wel.
I.S.
|
|