Den koddigen opdisser. Deel 1

[p. 149]

Ordinarise Saterdaghse Courant.

BUycksloot den 5 Maart. Alhier wort geadviseert, datter veel bloet gevallen is; doch de Natuur-kenders die oordeelen dat het een Eclipsis in de Maan geweest is, maken derhalven geen swarigheyt.

's Gravenhage den 1. van Bloeymaant. Alhier wort geadviseert, dat een seker Iongman, uyt baldadigheyt drie Vrouwen heeft neergeleyd, ende daarom door veel voorspraak van de Docters sijn hooft verlooren.

Amsterdam den 7 May. Alhier is verlooren een lange Naalt, zijnde het hooft met root amelieersel, voor aan een oog, achter aan twee parrel-knoopen, geslooten in een beursje, die het selve gevonden heeft, die brengtse op de Watersluys, in de ko.... Of, in de ruyge, swarte, witte, bonte hond; daar een doodt man reys een droncken, nuchteren, kalf vondt, die sal daar voor een stooter genieten.

[p. 150]

 

Buycksloot den 12 dito. Alhier is een Vryster die verloren heeft haer beste schat,

 

Datse noyt voelden, noyt sagh, noch wist waer 't sat;

 

Die het selve gevonden heeft, die brenght het

 

In de naeuwe ingangh, naest de kurieuse sufflet,

 

Zijnde naest Lijsje Alleman, Bysit van droncke Hans,

 

Alias in't Wapen van Portugael, naest de wanschabe Gans.

Amsterdam den 3 May. Passagiers van Buyksloot melden van een groot alarm, dat aldaer eenige Musquetiers heel stijf en starck op de Watersluys, digt by de poort gelegen, open stonden, aengedrongen sijnde meenden deselve also te vermeesteren, maar also de voorsz sluys so nauw was datter maer eengelijk in konde zijn; zijn sy, na veel stotens, genootsaeckt geweest heel sly en slecht te retireren, en met hangende hoofden deur te gaen.

Treckt hier uyt een goede sin,
Gelijck de By, niet als de Spin.