Den koddigen opdisser. Deel 1(1678)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Liefdens Tegen-sin. Toon: Ick hebber den bras van't, &c. 1. ICk heb den dry van onse meyt, Ick heb den dry van onse meyt, Hoewel sy dickmaals heeft geseyd, En mijn belooft te trouwe. Maar 't is geen nood, ach mijn Speelnood Ick sal dit wel onthouwe. 2. Wel hey wat dunckt u van die prey, Wel hey wat dunckt u van die prey, Ick loof sy meend dat ickse vrey, Om dat ick maack een praatje, Maar neen beloo, 'k meen 't niet soo, Ghy boortmen soo geen gaatje. [pagina 67] [p. 67] 3. Ja wel nu sse ick hoe het gaat, Ja wel nu sie ick hoe het gaat, Wanneerje eens met'er praat, Soo laatse haar veel veur staan. Dat mense sou, geven de trou, Maar ach! 't mister aan. 4. Ia wel moerslons had jy dit luk, Ia wel moerslons had jy dit luk, Soo moght gy wel u beste kruk Gaan in de Lomberd sette, Soo kost gy mooy, geven de fooy, Maar neen sy brak de wette. 5. Gy Iongmans die uyt vreyen gaat, Gy Iongmans die uyt vreyen gaat, Wacht u altyd voor soo een praat, Gy hebtse nooyt gestooke; [pagina 68] [p. 68] Daarom ô ghy, houd u doch vry, U trouw soo zyn gebroke. Uyt. A.D. Haes. Vorige Volgende