Den koddigen opdisser. Deel 1(1678)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] 't Nieuwe Ouwe Trouwe deuntje. Stemme: Sou men niet eens hobbe dobbe, &c. 1. IS 't niet wonder dat de ouwe Vrouwe, noch om 't douwe trouwe; En dat een berimpelt vel Tracht na jeuchdigh minnespel. 2. En verkiest een jonge trooster, Doch dit oud wyf heeft een Klooster Opgebouwt, om jonge-lien Als nu Abdisse te gebien. 3. Doch na dat de buuren seggen Zoo moet hy het vyer aan leggen, En verstrecken man en wyf, Want sy is te oud en styf. [pagina 37] [p. 37] 4. Hy moet boenen, wassen, plassen, Keetels schuuren, wryven kasten, Vegen huys en kelder an, Besje socht langh sulck een man, 5. Om te styven en te ragen, Loopen, rennen, torssen, dragen, Halen water van de wal; Zou dat botje sonder gal, 6. Haar wel dissen op haar disje, Room, en prut, of een pos-visje, En sou sulck een ouwe bes, Connen hare Venus les. 7. Doch daar 's myn niet aan gelegen, Ick wensch haar geluck en zegen: Verwondert dat een vrouw soo oud Om trouwe, douwe is getrouwt. Vorige Volgende