Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

369. Hoe men te grooten lof aenvaerden moet

Als een seker edelman met groot leetwesen de eertitulen en al te grooten lof van een onbeschaemt mensch aengehoort had, heeft hy ten laetsten alsoo geseyt: ‘Voorwaer, ick weet niet hoe ick 't met uwe prysingen aengaen sal; so ick deselve verwerp, beschuldig ick u van een pluymstrijcker^*, soo ick se aenneem, betoon ick dat ick na ydele eer begeerig ben. Laet ons dat tesamen deelen als goede maets en soldaten: neem dan de helft voor u, en ick sal de ander helft behouden.’

* pluymstrijcker: vleier