Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd313. KluchtAls men te Romen onder eenige edelen en geleerden van Franciscus Petrarcha en sijne wercken sprack en eenige seyden dat hy veel uyt eenige oude poëten genomen had en andere seyden dat het alleen uyt sijn breyn quam dat er hedensdaegs van hem gelesen wierd - en dat met grote verwonderingGa naar voetnoot* - was er eenen humorGa naar voetnoot* van BenoniënGa naar voetnoot* - van wiens boertenGa naar voetnoot* wel een heel boeck | |
[pagina 85]
| |
geschreven sou konnen worden - mede in dit geselschap en had sijnen mantel op de tafel geleyt. Als men sijn oordeel daerover vraegde, sey hy: ‘Ick meyn dat Petrarcha soo met d'oude poëten omgesprongen heeft, gelijck de Spaenjaerts met de mantels welck se by nacht gestolen hebben, daer se andere koorden en boorden op leggenGa naar voetnoot* omdatGa naar voetnoot* se niet bekentGa naar voetnoot* souden worden.’ Daer sat oock een Spaens edelman by, welck lof gehoort hebbende van sijn volck, sich na humorGa naar voetnoot* keerde, segghende: ‘Wat hebt ghy op de Spaenjaerts te seggen?’ Soo sey humor, gelijck verwondert sijndeGa naar voetnoot*: ‘Sijt ghy dan een Spaenjaert?’ en beval terstont sijnen jongenGa naar voetnoot* den mantel te brengen, welk hy om sijne schouderen smetGa naar voetnoot*, en ging weder sitten. Dat was een schimpigeGa naar voetnoot* daedt en seggen tegelijck. |