Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermdGa naar voetnoot*305. ArgheydtGa naar voetnoot* van een boer om sijn pleydoy voor den rechter te winnenEen landtmanGa naar voetnoot* droegh een bosch houdt op sijne schouderen om in een kleyne stadt te verkopen, den welcken roepende: ‘Wijck, wijck,’ als hem iemant in het gemoedtGa naar voetnoot* quam. Soo was er nochtans een jong edelman welck uyt hovaerdy of onachtsaemheydt sijn oude trede hieldt. Den boer voorby den edelman schuyvende, scheurde met het hout den mantel van den edelman, welck sijnen mantel betaeldt wou hebben, maer den boer weygerde hetselve te doen. Ten laetsten gingen se voor den rechter, welck den edelman // Alphonsus den coning vermaendt sijnde dat hy soo niet alleen sonder hellebaerdiers gaen sou en sich op het volck betrouwen, seyde: ‘Ick wandel geensins alleen, maer mijne oprechtigheydt en billickheydt houden my geselschap.’ Deesen is veele princen onghelijck gheweest, welck het heerlijcker achten gevreest als bemindt de worden, // hetwelck haer qualijck bekomen is en hetwelck den voorschreven Sfortia ook met sijn exempel beproeft heeft. Want als hy uyt des canceliers woorden suspicie genomen had dat hy tegens 't rijck misdaen had en dat hy wel wist dat hy al het volck om sijne billickheydt seer aenghenaem was, heeft hy hem het hooft doen afslaen, hetwelk hy met groote standtvastigheydt gheleden heeft, en den hertog sijne wreetheyt verweten hebbende, heeft hy hem ten laetsten met dese woorden adieu geseyt: ‘My sal 't hoofd benomen worden, maer van u haest al u gebieden heerschappy.’ Hetwelck daernae gheschiedt is, want als Milanen overwonnen was, is Sfortia in een ellendige gevangnis weghgeleyt. |
|