Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd283. Van den heer van Moruiliers en een sot welck hem in 't gemoetGa naar voetnoot* quamDen heer de Moruiliers reysende op een dag door een dorp Susay ghenoemt, sagh aldaer een jonghe sot van achttien of twintig jaren welck hem quam om 't lyf lopen, tot denwelcken hy zeyde: ‘Mijn vriendt, wilt ghy by my woonen en mijn sot zijn? Ghy sult 't beste leven van de werelt hebben, soo van eten en drincken als van den tijdt naer uwen sin verdryven.’ ‘Och,’ sey den sot, ‘ick ben een sot van mijn vader, omdat hy dengene is welck my gemaeckt heeft. Soo ghy er een hebben wilt, gae tot hem, en laet hy u onderwysen hoe men deselve maeckt.’ ‘Ick ben al te wijs,’ sey den heer van Moruiliers, ‘ick sou geen sot konnen maken.’ ‘Wel,’ sey den jongen sot, ‘soo 't u belieft, ik sal wel met u gaen en een sot voor u maken.’ Den heer van Moruiliers beginnende wijslick te spreken, seyde: ‘Dat sou dan mijn sot niet wesen, maer de uwe.’ ‘Neen, neen,’ antwoorde de sot, ‘deselve sou den uwen geheel ghenoemt worden, want uwe vrouw sou de helft hebben en ick sou u mijn helft schencken.’ |
|