Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd169. Kluchtighe inbeeldingh van een GojerAlsoo de luiden in ouden tijden simpelGa naar voetnoot* en goet waren en bysonder boeren welk verre van de steden op de dorpen woonden, gelijk daer hedensdaechs noch op de Veluw en oock in 't Goy zijn, | |
[pagina 45]
| |
overmits zy de loosheitGa naar voetnoot* en streken der stadluden niet kenden - maer ick sla de hedendaechsche melk- en vischboeren over, welck dubbelt slim sijn - soo is er een boer in 't Goy geweest, wiens geslacht my ontkentGa naar voetnoot* is. Dese op een tijt met een vaneGa naar voetnoot* biers twee à drie overladen zijnde, ging op een kant van een sloot sitten om een ontlossing van sijn geladen vracht te maken en dewijl hy door 't eene element oock veel van 't element des lochts ingeswolgen had, borst hetselve met sulcken donderslach uit dat een haes, sich daeromtrent in de lijsen en vlotgrasGa naar voetnoot* onthoudendeGa naar voetnoot*, door vrese op der loop raeckte. Den boer eenich geruisch horende, sagh rondom, alwaer hy den haes sach, denwelcken hy toeriep, seggende: ‘Kom hier, kom hier.’ Maer als den haes evenwel op zijn roepen wechliep, vermaende hy hem noch eens te komen hooren spreken, dese woorden daerby doende: ‘Gy loopt daer gy loopt, ick ben vaer en moer van uGa naar voetnoot*.’ |