Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

[p. 36]

133. Welke van hare officiën^* geset moeten worden

Nadat Philippus, den coninck van Macedoniën^*, gemerkt had dat een rechter, welck hy gestelt had, sijn hayr en baert geverwt had, heeft hy hem terstont van sijn dienst afgeset, seggende dat dengenen welck sijn eygen hayr bedroog geen geloof in lants dienst en by vreemde menschen hebben konde.

* officiën: ambten

* Macedoniën: landstreek op het Balkanschiereiland die zich uitstrekt over het Noorden van Griekenland en het Zuiden van Joegoslavië en Bulgarije