Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

130. Men moet de kleynen niet verachten

Als Scipio^* naer een waerdigheydt binnen Romen stondt^*, quam hem een in 't gemoet die hy by de handt nam en gevoelende dat deselve seer hardt van binnen was, sey hy uyt jock tegens hem: ‘Hebt ghy op uwe handen of op uwe voeten gewandelt?’, waerdoor dien man soo verstoort was dat hy de ronde deed, gelijck een loopent vuyrtjen, seggende dat het gemeene volck bespot wierdt, waerdoor hy de gantsche menigt soo ontsteken heeft dat Scipio een blauwe scheen liep^*.

* Scipio: Publius Cornelius Scipio Aemilianus Africanus Minor (185-129 v. Chr.); hij verspeelde de gunst van het volk door zijn aartsconservatieve houding

* naer een waerdigheydt stondt: naar een ambt dong

* een blauwe scheen liep: afgewezen werd