1. De Examendag.
Op het groote schoolplein van een school in Den Haag was het spel in vollen gang. Doch lang zou het niet meer duren. De klok begon te spelen. 't Was negen uur, en de schoolbel luidde. Alle jongens en meisjes stapten binnen.
‘Ziezoo, kinderen,’ zei meester Tersteeg, toen alle leerlingen van zijn klasse op hun plaatsen zaten, ‘wij hebben van morgen schoolexamen. Straks komen de heeren van de schoolcommissie.’
De klasse van mijnheer Tersteeg was de hoogste, dus de klas, die de school ging verlaten. Van de zeventien leerlingen zouden slechts twee overblijven: Mina van Aalst en Bertha Kok.
't Was elf uur.
‘Ziezoo,’ zei Meester, ‘de heeren komen direct. Doet nu goed je best, hoor!’
Daar stapten de heeren binnen. Ze groetten den meester en ook de leerlingen, spraken toen nog eenige oogenblikken met 't schoolhoofd en mijnheer Tersteeg, en daar begon 't examen.
Newton, Karel de Groote, Prins Maurits, de Kruistochten, de Tiendaagsche Veldtocht, Van Speijk, 't Eeuwig Edict en Van Schaffelaar kwamen ten tooneele bij de geschiedenis-repetitie, terwijl Java, de Vaartsche Rijn, Finland, de Veenkoloniën, 't Gooiland en Rusland tijdens de aardrijkskunde werden behandeld.
't Ging alles voor den wind dien morgen, en even handig als de leerllngen de oude, doode helden wisten op te roepen, en