De Bloesem.
ONnosel bloemeken, daar by ik nu ter wacht
Zes, zeven dagen heb geduldig toegebragt
Om uw geboort' te zien, en uur voor uur het sproeijen
Van 't onbegrijpig groeijen;
Tot dat gy op den top van dezen dag gebragt,
Zo weeldrig staat en lacht:
Onnosel bloemeken, hoe weinig kond gy denken
Dat flus een vinnig vorst uw bladeren mag krenken,
Uw bladeren ontdoen, en brengenze ten val.
Of mergen mogelik van iet tot niet met al.
Onnosel hert, mijn hert, dat stadig legt en sweet
Om hier te nestelen, en hengelt om een beet
Van een verboden, oft verbiedend, boom te krijgen;
Om oft, by lang bekrijgen,
| |
By lang belegeren, haar overmogen mogt
Onnosel hert, mijn hert, hoe weinig kond gy denken
Dat mergen eer de Zon ten bedde uit zal wenken
En roepen d' uren op, een' reis te reizen staat
Daar gy en ik de Zon moet volgen zoze gaat.
Maar gy, die altijd loos en altijd loozer zijt
U zelfs te martelen, zult zeggen, is 't u tijd
Van reizen, 't roert my niet; hier heb ik mijn bedrijven.
En moeter hierom blijven:
Gy gaat tot tijdverdrijf, gy gaat tot vrienden in,
Tot vrienden die haar min,
Haar middelen aan u en uw' begeerte hangen,
En schaffen aldaar oog en oor na kan verlangen
En tong en al de rest: hangt daar u lichaam aan.
Maar als 'er 't lichaam gaat, wat heeft 'er 't hert te gaan?
Wel wacht dan, en blijft hier: maar weet en weest verdacht.
Na dat gy 't uiterste gewaagt hebt en gewacht,
Dat inder vrouwen oog een hert, dat maar gedacht is
En zonder schijn of pracht is.
Niet meer en geldt als geest. En wat zal 't teeken zijn
Waar aan z' u ken voor mijn?
Ja zy, zy zonder hert, waar zal zy by verneemen
Dat zulken ding als gy zy voor een hert te nemen?
Van eenig ander lidt verstaat zy mooglijk iet,
Maar op mijn woorden trouw, een hert en kent zy niet.
Keer dan na Londen toe, en komt my daar te moet:
Gy zult my weder zien veel rustiger gemoedt,
Veel frisscher, vetter veel, in eene twintig dagen
Die 't mannevolk my zagen,
Dan of ik noch zo lang, met u, mijn hert, met haar,
Weest gy der ook zoo aan, om Gods wil, kan 't geschieden:
Mijn mening is u daar een ander vriendt te bieden,
| |