Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Juffrou Tesselscha Visschers. OP, doorluchte Tesselschaade, Stier uw stem naar 't puik der Riddren, Daar men, door de busgernaade', 't Oversterke Sas ziet siddren. Vrees niet dat de klank zal smooren. Zangen dringen vaak door steenen. 't Oorlog zal haar yzer' ooren Zelver aan uw gorgel leenen: Want de galm zal door de drommen; Door het blixemen der klingen; Dwers door 't rammelen der trommen, In de tent van Huigens dringen. Hier gaat hy het krijgsnut weegen, In de schaalen van zijn oordel. Huigens brein is Freedrix deegen. Schrandre doen de dappre voordel. [pagina 136] [p. 136] Zing dan dat wy zijn gezeeten Aan de disch der poëzye; Daar het Hooft der hooftpoëte' Ons met zulke lekkernije' D' ooren staadig komt onthaalen. Dichtkunst kan de zinnen wetten. No odt hem in de Muiderzaalen, Op Apolloos oorbanketten. Wijsheidt past op zulke feesten; Niet om lessen te ontfangen: Maar om aan de minder geesten Saus voor het vernuft te langen. 't Oor laat zich door kunst verzaade', Hier op zal hy weeder zingen: Zeg den Drost (ô Tesselschade!) Dat ik spijt de donderingen; Spijt de naare moordtgeschreeuwen, Na zijn schelle luit ga luistren. Zeg hem dat het hooft der Leeuwen, 't Sas alreê begint te kluistren. Stouten vreezen voor geen wallen. Strijdbre willen zeege haalen: Maar wie als August wil brallen, Moet het vaak met bloet betaalen. Koude klingen, heete looden, Yzremannen, staalehanden, Noch het vallen van de dooden, Kennen 't heir met schrik aanranden. Helden weeten van geen saagen. Wie de Landen vry wil heeten, Moet zich voor de Landen waagen. Als mijn Veldtheer 's vyandskeeten Heeft gebrooken door zijn deege', Zal ik, na de woeste buien, [pagina 137] [p. 137] Ook deelachtig aen de zeege, Koomen op het huis te Muien. Hier zal ik mijn brein verlusten In de hemel van mijn vrinden. 't Oorlog moet by poozen rusten. 't Zwaart laat zich by wijl ontbinden. Zoo zal Huigens gorgel klinken, Langs d' Oranje leegerpaade', Daar de dolle lemmers blinken. Zing doorluchte Tesselschade, Bint zijn ooren aan de koorden, Aan de keetens en de zeelen, Van uw goude Goodenwoorden. Maatgezangen zijn gareelen. Jan Vos. Op 't huis te Muiden. Vorige Volgende