Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op een slechte schildery In een Kostelijcke Vergulde Lijst. Aan M.K. WIe parlen om de schulpen prijst, En Schilderijen om haar Lijst, Zal hier zijn hart meê laaten steelen: Dit's Sodoms appel zonder pit; Dit is een Doodbus schoon gewit, Die niet als niet ons meê kan deelen. Konst-kenners oog maakt onderscheidt, Geen glimp-çieraadt hem licht verleidt, Hy is gezont van oog en oordeel: [pagina 25] [p. 25] Al kost dees Lijst veel gelt en tijd, Het Gout, noch 't Hout, noch Meesters vlijt, Doet aan dees Schilderij geen voordeel: Het lokt hem noch veel minder an Als hoere-pronk een eerlijck man, De Deucht is 't wit van zijn gedachten. Waarom dit Stuk geboort met gout? Is 't om de Konst, of verf, of hout, Daar door te doen veel meerder achten? 't Paneel is heel van geen waardy; De verwen van dees Schildery En zijn niet waart om op te pronken: De Konst is eeven meê zoo veel Zoo blijft dit stuk een vals Juweel, Of dwaal-licht, dat ons door zijn vonken Zoekt te verleiden; 't beurde licht, Hielt ons 't verstant niet in 't gewicht, Dat leert ons kennen schijn-deugts praalen: Wat of men hier nu prijzen zal? Dat iet moest zijn is niet met al; Dat niet moest zijn, blinkt met veel straalen. Wie haalter lof uit deze brant? Het Gout beschaamt 't vals Diamant. Op een treffelyke schildery In een Slechte Lijst. EEn Kostelijken Diamant, Die als een avond-sterre brant, En tintelt met zijn flonker straalen, [pagina 26] [p. 26] Heeft uit natuir zijn glanssen al; Geen Goude Kas of Foeli zal Hem immer doen te schoonder praalen: Men schat zijn waarde naar 't gewicht, En zuiverheit van schitt'rent licht, En gloorrijk flikk'ren van zijn vonken; 't Bekleetzel van dit eêl Juweel En acht den Juwelier niet veel, Want het den Steen niet op kan pronken. Soo gaat het met dees Schildery, Geen Konstenaar zal de waardy Van 't werk een zier te minder achten; Hy prijst geen konst om d' Ebbenhoutt', Of fraay gehouwen Lijst met gout Bedekt; ô neen, met geen gedachten: Men eert om 't kleet zomwijl een man, Dat gaat dees Schildery niet an, Geen Lijst zou hier doen eenigh voordeel; Want Teken-konst, en verw, en vlijt, En 't kloek Penzeel, en geest, en tijd, Voltoijen 't werk naar iders oordeel: Het oog en wert hier niet verleit; Men ziet, met keurig onderscheit, Dit stuk volmaakt in al zijn deelen: Dat is het konst-geer oogen-wit, Voor bolster kiest men 't edel pit, En Roozen voor de Doornen-steelen. Wat hoeft hier Goude of Ebben-Lijst? Dit heerlijk stuk zijn zelven prijst. W. Schellinks. Vorige Volgende