Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lyckdicht, Over den Edelen Gestrengen Heer, Mijn Heer Jr. Wilhelm van Nassauw, Heer vander Lecke: Lieut. Admirael van Hollandt. PROSOPOPOEIA. Dulce & decorum est pro patria mori. HOe meugt gy (Hollands hart!) u hart met rou doorploegen. En treuren om mijn Doodt die u soo dapper raeckt? Hoe wel ick hebb' geleydt een leven vol genoegen, Nu proev' ick yets dat my noch al veel soeter smaeckt. Mijn afkomst vol van glimp, deed' dat mijn jeugdigh leven, Van Princen was geacht, van Koningen gestreelt, [pagina 303] [p. 303] Door dien in 's Vaders kroost soo aerdigh was gedreven Die deughdelijcke swier van 't Princelijcke Beelt. Die treffelijcke haev' uyt vromer handt genoten, Ter deughden aengeleydt van mijne milde handt. Gaf my een levens loop met lusten overgoten, Die 't eêl gemoedt vermoght te nutten sonder schandt. De woeste wijde zee my tot mijn deel gegeven, Voor mijn manhaftigh hart te smal haer open doet: Ick werd' op hooger trap te lande noch verheven, En sagh met soete hoop yets grooters te gemoet. Maer boven all' soo was mijn Min met Min bejegent Van eene die mijn hart ter wereldt best beviel, De schoonste die'er ooyt den Hemel had gezegent Met lichaems gaven, en met gaven van de ziel. Ghy wist mijn deughden nae verdiensten te waerdeeren, Ey Lief! beheerst den rouw' die u soo dapper smacht, Denkt dat ik eeuwigh leve, en toont tot mijn'er eeren, Dat ghy yets meer in my als 't lichaem hebt geacht. Stam, Rijckdom, Eer en Deught, maer boven al het Minnen, Dat ons gemoedt ontstack met onderlingen brandt, Gaf een volkomen vreught in mijn vernoeghde sinnen: Maer soeter was de doodt voor 't waerde Vaderlandt. Gy die u daer voor waeght, dees les moet ick u geven, Die niemandt wert ontdeckt als in den laetsten noodt, Om dat men niet soo licht zouw walgen van het leven, Dat niet soo saligh is, als mijns gelijcke doodt. Epitaphium. Nassovium dum Terra sibi, sibi vendicat aequor,Has Coelum lites solvit, utrique negat. [pagina 304] [p. 304] Graf-schrift. DEwijl Zee tegen Landt,, Om Nassou is gekant, Komt haer den Hemel scheiden,, En gunt hem geen van beiden. L. Reael. Vorige Volgende